Nu bijsturen in beleid, straks beter functionerende steden en verbindingen
Ontwikkelingen op het gebied van verstedelijking en verkeersinfrastructuur lopen uit de pas: nieuwe woningen en werkplekken komen vooral terecht op typische autolocaties, terwijl stedelijke plekken met veel keus in bestemmingen en vervoerswijzen amper of niet groeien. Mede hierdoor houden files aan, moeten er extra kosten worden gemaakt voor de aanleg of verbreding van (snel)wegen, kan openbaar vervoer nauwelijks concurreren met de auto en wordt de potentie van (nieuwe) stations maar beperkt benut.
Willen verstedelijking en infrastructuur elkaar meer gaan versterken, dan moet het beleid worden aangepast. Dit concludeert het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) in zijn vandaag verschenen rapport ‘Kiezen én delen. Strategieën voor een betere afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur’. Tegelijkertijd verschijnt de publicatie ‘Bereikbaarheid verbeeld’: een bundel met infographics over bereikbaarheid en de rol van infrastructuur en verstedelijking.
Een betere afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur kan met verschillende strategieën worden bereikt, aldus het PBL. Goede voorbeelden hiervan zijn de concentratie van ontwikkelingen in de bestaande stad, knooppuntontwikkeling en verbetering van schakels in vervoersketens, zoals de overstap van fiets of auto naar trein. Dit gaat echter niet vanzelf. Een voorbeeld: om knooppuntontwikkeling tot een succes te maken, is het noodzakelijk dat elders restricties voor ruimtelijke ontwikkeling gelden. Betere afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur vraagt van beleid dus ‘moed om te kiezen’ en vooral ‘de wil om te delen’. Ruimtelijk en mobiliteitsbeleid dragen gezamenlijk verantwoordelijkheid voor de gevolgen van beslissingen die doorwerken op elkaars beleidsterrein. Het beleid is efficiënter als financiële middelen van Rijk en decentrale overheden meer worden gedeeld over de traditionele grenzen heen en in samenhang met private investeringen worden ingezet. Dit is het moment om de wissels goed te zetten. Zodra de economie weer gaat aantrekken en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in gang worden gezet, kan het beleid verstedelijking en infrastructuur in betere samenhang ontwikkelen.
Provincies: neem de regie
Succesvolle buitenlandse voorbeelden laten zien dat de verantwoordelijkheid voor knooppuntontwikkeling minimaal op regionaal niveau ligt. Nu in Nederland de Wgr-plusregio’s (stadsregio’s) naar verwachting worden afgeschaft, krijgen de provincies – en in de Randstad: de vervoersregio’s – een centrale rol. Als zij de regie nemen, ontstaat een platform waarop de besluitvorming over infrastructuur, mobiliteit en verstedelijking dichter bij elkaar kan worden gebracht.
Rijk: doe meer met de ‘R’ in MIRT
Op Rijksniveau biedt – onder andere – het programma Vernieuwing MIRT kansen. In het huidige MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) speelt afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur nog een bijrol bij de besteding van gelden: er worden vooral projecten voor lijninfrastructuur bekostigd. Het zou binnen de kaders van het MIRT gemakkelijker moeten worden om ook ruimtelijke oplossingen te voorzien van een passend investeringsbudget. Soms zijn ingrepen in de ruimtelijke inrichting immers doelmatiger en doeltreffender dan nieuwe infrastructuur. Bovendien is het belangrijk om investeringen in infrastructuur niet los te zien van ruimtelijke ingrepen. Dit vraagt een aanpassing van het spelregelkader en het formuleren van heldere Rijksbelangen rond verstedelijking.
Bereikbaarheid verbeeld
In ‘Bereikbaarheid verbeeld’ schetst het PBL in veertien infographics welke elementen van invloed zijn op de bereikbaarheid van mensen, banen, voorzieningen en andere bestemmingen, hoe deze zich in Nederland hebben ontwikkeld en welke aanknopingspunten er zijn voor beleid om bereikbaarheid te verbeteren.