Veenbodemdaling leidt tot hoge kosten

Nieuws

De maatschappelijke kosten ten gevolge van bodemdaling in veengebieden lopen voor Nederland in de miljarden euro’s. In het stedelijk gebied verzakt de slappe bodem door fysieke belasting; de kosten voor het herstel van de schade en het frequent onderhoud aan de infrastructuur kunnen oplopen tot € 5,2 miljard tot het jaar 2050. In het landelijk gebied liggen deze kosten aanmerkelijk lager. Gericht beleid nu kan in de toekomst oplopende kosten voor overheden en particulieren voorkomen. Dit concludeert het PBL in de studie ‘Dalende bodems, stijgende kosten’.

Proactief beter dan reactief

De bodemzetting (samendrukking van de bodem) is een gevolg van gewicht en belasting van bijvoorbeeld huizen en wegen; vooral in de bebouwde omgeving is het wenselijk om hier rekening mee te houden. Waar dat in het verleden onvoldoende is gebeurd - met name bij oudere huizen en historische kernen - is er al schade ontstaan en zijn keuzes rond herstel noodzakelijk. In nieuwbouw kan toekomstige schade worden voorkomen door te kiezen voor de juiste locatie, bouwwijze en techniek.

Het voorkómen van schade op de lange termijn door proactief beleid is effectiever dan reactief beleid, dat gericht is op de korte termijn en het herstel van schade. In bestaande stedelijke gebieden is het de vraag wie deze herstelkosten gaat oppakken. Gemeenten, bedrijven en particuliere huiseigenaren zullen zich hier gezamenlijk over moeten buigen.

Problemen door verlaging grondwaterpeil

In het landelijk gebied wordt de veenbodemdaling vooral veroorzaakt door verlaging van het grondwaterpeil. Ook hier zijn er volgens het PBL extra kosten gemoeid met het herstel van de infrastructuur en van slecht gefundeerde huizen. Daarnaast leidt verlaging van het grondwaterpeil tot de uitstoot van CO2 en achteruitgang van de natuur door verdroging.

Volgens het PBL zijn de kosten van de bodemdaling voor het waterbeheer in de veenweidegebieden ongeveer € 200 miljoen over een periode van 40 jaar. Deze kosten komen vooral terecht bij de waterschappen.

Minder bodemdaling, minder CO2-uitstoot

Geleidelijke vernatting en onderwaterdrainage zijn maatregelen die de veenbodemdaling in het landelijk gebied afremmen. Een overstap in het landgebruik van de huidige landbouw naar natuur of natte landbouw kan de bodemdaling stoppen. Deze maatregelen leiden tot lagere CO2-emissies doordat de oxidatie van het veen erdoor wordt afgeremd.

Het toepassen van onderwaterdrainage kan een emissiereductie van 0,9 miljoen ton CO2 per jaar opleveren ofwel ongeveer een kwart van de huidige emissies vanuit veenweidegebieden. Geleidelijke vernatting leidt echter wel tot een lagere gewasopbrengst en dus een lager inkomen voor de boer.

Decentrale overheden én Rijk aan zet

Investeringen in onderzoek en innovatieve maatregelen op het gebied van ruimtelijke ordening, wegen- en woningbouw en waterbeheer zijn noodzakelijk om de kosten van bodemdaling op lange termijn (2050) beheersbaar te houden. Om de problematiek van veenbodemdaling het hoofd te bieden ligt er een belangrijke rol bij de provincies, de waterschappen en de gemeenten om in nauwe samenwerking met de bewoners  en andere partijen de gebieden waar dit speelt toekomstbestendig te maken. Het Rijk kan hier een rol spelen bij het ontwikkelen van de nodige financieringsinstrumenten. Ook breder blijft betrokkenheid van de rijksoverheid van belang, bijvoorbeeld bij bodemdaling in het landelijk gebied. Het Rijk is immers ook systeemverantwoordelijke op het gebied van (internationaal) klimaat- en natuurbeleid.

Het Nederlandse grondgebied bestaat voor ongeveer 9% uit laagveen. Het waterschap ontwatert deze veengebieden voor de landbouw en verlaagt voortdurend de grondwaterstand. Bij continuering van dit beleid zullen de ontwaterde veenbodems blijven dalen. In het bebouwd gebied is de bodemdaling het gevolg van zetting, de samendrukking van de bodem. Decentrale overheden en provincies worden meer dan voorheen geconfronteerd met de gevolgen van bodemdaling.  Het PBL-onderzoek geeft inzicht in de gevolgen van bodemdaling en brengt mogelijke maatregelen op een transparante manier in beeld, voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied.