Nieuw omgevingsbeleid dreigt technocratische exercitie te worden

Het omgevingsbeleid staat in de steigers. Dat beleid voegt voorheen gescheiden beleidssectoren als ruimtelijke ordening, natuur en milieu samen. Er komt een Omgevingswet, en op de ministeries wordt hard gewerkt aan een Omgevingsvisie. Maar het nieuwe omgevingsbeleid dreigt een technocratische exercitie te worden, stelt Ries van der Wouden in de PBL policy brief ‘Omgevingsbeleid op een tweesprong’. De discussie gaat vooral over beleidssectoren, transities en systemen. Terwijl het voor alles een maatschappelijke opgave is en zou moeten gaan over de leefwereld van de burgers in Nederland.

Omgevingsbeleid is maatschappelijke opgave

Deze maatschappelijke opgave is groter dan ooit, gezien de groei van het maatschappelijk onbehagen. Voor een deel van de bevolking is het beleidssysteem te ver af komen te staan van hun leefwereld. Het risico van ‘gescheiden werelden’ groeit: gescheiden naar onder meer opleiding, inkomen, regio en etnische achtergrond. Dit heeft gevolgen voor het omgevingsbeleid omdat die gescheiden werelden ook geografisch zichtbaar worden.

Het risico van gescheiden werelden pleit voor andere, aanvullende thema’s op de beleidsagenda. Zo verdienen culturele identiteit, gemeenschap en ruimtelijke selectiviteit meer aandacht in het omgevingsbeleid, dat nu wordt gedomineerd door langetermijnopgaven op het gebied van de economie, het klimaat, landbouw, infrastructuur en verstedelijking. De huidige situatie biedt daarvoor kansen. Zo heeft de politieke aandacht voor de gevolgen van de aardgaswinning in Groningen niet alleen geleid tot een aanpassing daarvan, maar ook tot een gestegen regionaal bewustzijn en culturele identiteit onder de Groningers.

Omgevingsbeleid niet beperken tot Rijk

De ambitie van het omgevingsbeleid zou moeten zijn om te zoeken naar de thema’s die de verschillende agenda’s verbinden. Die van de centrale en decentrale overheden, van burgers en bedrijven, over maatschappelijke scheidslijnen heen.

Het is een uitdaging om hier een echte nationale visie van te maken, en die visie niet te beperken tot het takenpakket van de rijksoverheid alléén. Daarvoor is aandacht nodig voor de positie van de decentrale overheden. Die hebben door decentralisatie hun takenpakket de afgelopen decennia zien groeien, maar zijn voor hun inkomsten nog grotendeels afhankelijk van de rijksoverheid. Een aanpassing van het systeem van belastingheffing kan daar meer evenwicht in brengen.

Regiodeals sluiten

Het regionale schaalniveau tussen provincies en gemeenten is gestaag in belang toegenomen, onder meer vanwege de schaalvergroting van het daily urban system. Er zijn grote verschillen tussen de regio’s, die in het openbaar bestuur nu geen positie hebben.

Om het bestuurlijke ‘regionale gat’ te dichten lijkt niet zozeer bestuurlijke reorganisatie, maar een flexibele en opgavegerichte invulling van regionale governance de best begaanbare weg. Naar analogie van de ‘city deals’ zou moeten worden overwogen om ‘regiodeals’ af te sluiten, afspraken tussen centrale en decentrale besturen en maatschappelijke organisaties met het doel de regionale beleidsruimte te vergroten.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Wonen en ruimte

Onderzoeken over de woningmarkt, de woningvoorraad en de woonomgeving.

Meer over wonen en ruimte