Trends in Europese Biodiversiteit; ontwikkeling en test van een soorttrendindicator

Internationale Non-Governmental Organisations hebben data verstrekt over trends in ruim 2800 landelijke populaties van vogels, vlinders en zoogdieren, voor een totaal van 273 soorten. Deze werden geaggregeerd over habitat, biogeografische regio en landen tot een (pilot) indicator op Pan-Europese schaal. Deze pilot indicator indiceert een afname van populaties in bijna alle habitats, met de grootste afname in agrarisch gebied, waar populaties daalden met een gemiddelde van 23% tussen 1970 en 2000.

De indicator is bruikbaar voor het monitoren van de voortgang richting de 2010 doelstelling. Beperkingen zijn o.a.:

1. de beperkte gevoeligheid van de historische data, leidend tot conservatieve schattingen van de achteruitgang
2. een potentieel gevaar van ambiguïteit omdat toenames in opportunistische soorten de afname van andere soorten kunnen maskeren
3. het buiten beeld blijven van achteruitgang voor 1970

Aanbevelingen zijn: het mobiliseren van meer historische data, met name van planten en vissen, en het verder uitwerken van de representativiteitscriteria voor soortselectie. Voor en regelmatige en betrouwbare update van de indicator zijn wetenschappelijk opgezette, gevoelige en geharmoniseerde meetnetten nodig in alle Pan-Europese landen.