Energie Investeringsaftrek effectieve subsidie, maar maatwerk nodig om percentage meelifters te beperken
Vergeleken met andere subsidieregelingen is de Energie Investeringsaftrek (EIA) een effectieve subsidie. De energiebesparing per euro belastinggeld is hoog en de regeling draagt flink bij aan de bekendheid van nieuwe, efficiëntere technologie. Daarmee is de EIA ook een relatief goedkope manier om CO2-uitstoot te verminderen. Wel is het percentage ‘free riders’ of meelifters aan de hoge kant en lastig te verminderen. Dat schrijft het PBL in een policy brief over de EIA.
In 2018 is de EIA extern geëvalueerd. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de regering toegezegd onderzoek te laten doen naar het vraagstuk van ‘free riders’ of meeliftersgedrag. Met deze policy brief geeft het PBL invulling aan het verzoek.
Effectieve regeling om nieuwe technologieën te promoten
Doel van subsidies als de EIA is dat nieuwe, schonere technologieën, door middel van een financiële stimulans, sneller en breder worden verspreid.
Behalve dat de regeling kosteneffectief is vergeleken met andere subsidieregelingen, blijkt de regeling ook positief bij te dragen aan de bekendheid met en het vertrouwen in nieuwe schonere technologieën. Dit komt naar voren uit casestudies en enquêtes onder leveranciers.
Relatief veel ‘free riders’onder grotere bedrijven
Bij subsidieregelingen doet zich echter ook het verschijnsel voor van ‘free riding’ of meeliften. Het gaat dan om bedrijven die subsidie verkrijgen uit de regeling, maar die ook zonder die subsidie geïnvesteerd zouden hebben in schonere technologieën. Met andere woorden: om hun eigen investeringskosten te minimaliseren in relatie tot de beoogde opbrengsten, maken zij gebruik van de subsidie. De kosten van investeren in schonere technologie worden in dat geval gedeeltelijk verplaatst van de bedrijven naar de belastingbetaler.
Het percentage ‘free riders’ onder de EIA schommelt door de tijd heen rond de 50% en is daarmee hoog ten opzichte van andere regelingen. Vooral onder grotere bedrijven, die een financiële rekenmethode hanteren om de terugverdientijd van investeringen te berekenen, bevinden zich ‘free riders’.
Maatwerk nodig om ‘free riding’ te verminderen
Hoofdconclusie is dat de huidige vormgeving van de EIA in principe goed aansluit op inzichten uit de literatuur voor het ontwerp van een effectieve regeling om schonere technologie te stimuleren.
Met het oog op het zoveel mogelijk voorkómen van ‘free rider’-gedrag doet het PBL in de policy brief een aantal aanbevelingen. Het is essentieel de lijst met nieuwe schonere technologieën voortdurend actueel te houden. Daarbij moet goed naar de besparingsberekeningen worden gekeken, omdat deze nog uitgaan van de klassieke werking van de energiemarkt. Ook moet het instrument blijven focussen op relatief kleine investeringen in energiebesparing door vooral het midden- en kleinbedrijf.
De toegankelijkheid van subsidie voor dit soort technologie zou kunnen worden verruimd naar bedrijven zonder winstoogmerk, bij welke minder kans is op ‘free rider’-gedrag. De termijn van verliescompensatie van 3 jaar zou verruimd kunnen worden. Ook kan een flexibele afschrijving van de investering bijdragen aan meer effectiviteit van de regeling. Vanwege ervaringen in het verleden ziet het PBL geen argumenten voor hogere aftrekpercentages. Die zouden de regeling vooral duurder maken voor de overheid, terwijl ze geen effect hebben op het ‘free rider’-gedrag.
Tot slot beveelt het PBL onafhankelijk onderzoek aan naar bedrijven die juist geen gebruik hebben gemaakt van de EIA bij een vergelijkbare investering. Zo kan worden achterhaald of een investering in een schonere technologie werkelijk additioneel is dankzij de EIA of toch niet.