Huidige KRW-doelen vragen om meer maatregelen
De maatregelen in de nieuwe plannen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn in veel wateren onvoldoende om de ecologische einddoelen te halen. Dit blijkt uit een vandaag verschenen tussenrapport ex ante evaluatie van de ontwerp-stroomgebied-beheerplannen voor de periode 2016-2021, gehouden door het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving). Begin 2016 verschijnt het eindrapport van deze evaluatie.
Elke Europese lidstaat moet aangeven welke doelen hij zichzelf stelt voor de ecologische kwaliteit van de watersystemen en met welke maatregelen het de KRW-doelen wil halen. Dit gebeurt in plannen die iedere lidstaat eens per zes jaar opstelt per stroomgebied: de zogeheten stroomgebiedbeheerplannen. Deze plannen richten zich op verbetering van de waterkwaliteit (bijvoorbeeld door waterzuivering) en van de inrichting (bijvoorbeeld beekherstel). Nederland heeft nu vier stroomgebiedbeheerplannen opgesteld voor Rijn, Maas, Schelde en Eems.
Het PBL heeft op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) geëvalueerd of de maatregelen in de nu ter inzage liggende stroomgebiedbeheerplannen voldoende zijn om de gestelde doelen voor 2027 te halen. Deze tussentijdse rapportage gaat vooral over de regionale wateren. In het najaar brengt het PBL het eindrapport uit waarin ook de Rijkswateren een plek krijgen. Omdat de overmaat aan nutriënten in veel wateren een goede ecologische kwaliteit in de weg staat, heeft het PBL ook de effecten op de waterkwaliteit van het nieuwe mestbeleid (het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn) en van maatregelen op rioolwaterzuiveringsinstallaties meegenomen in deze evaluatie.
KRW maatlatten
De KRW beoordeelt de biologische kwaliteit van een waterlichaam aan de hand van maatlatten voor algen, macrofauna, vissen en waterplanten. In 2013 scoorde vijf procent - van de beoogde 100 procent - van de Nederlandse regionale wateren positief op alle vier de maatlatten. Dit wordt in 2027 naar verwachting vijftien procent, indien alle maatregelen uit de stroomgebiedbeheerplannen voor 2016-2021, het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en op rioolwaterzuiveringsinstallaties worden uitgevoerd. Dit betekent dus dat de KRW-einddoelen die Nederland zichzelf heeft gesteld met de thans voorgenomen maatregelen in 2027 in veel wateren niet gehaald worden.
Overigens ligt het aandeel regionale wateren dat goed scoort op één van de maatlatten hoger, maar evenmin op 100 procent: 20-40 procent in 2013 en 35-50 procent in 2027.
Na 2021: extra maatregelen of verlaging van de doelen?
In de stroomgebiedbeheerplannen voor de laatste planperiode (2022-2027) moet Nederland definitieve keuzes maken over de kwaliteitsdoelen voor de verschillende wateren en de in te zetten omvang van de maatregelen. Het traject naar de plannen voor de periode 2022-2027 betreft idealiter een gebiedsgerichte invulling in samenspraak met alle relevante partijen: de ministeries IenM en EZ, provincies, waterschappen, gemeenten, land- en tuinbouw, natuurbeheerders, bedrijven en burgers.
Voor elk watersysteem waar de doelen niet worden gehaald, moet Nederland kiezen: inzetten van extra maatregelen of verlaging van de doelen. Mocht Nederland ervoor kiezen de doelen voor een aantal wateren binnen de KRW te verlagen, dan is een uitgebreide verantwoordingsprocedure richting de Europese Commissie vereist.
Nederland kan ook kiezen voor extra maatregelen om de huidige KRW-doelen dichterbij te brengen. Het gaat daarbij vooral om het verder verminderen van de belasting met nutriënten uit de landbouw. Daarnaast zijn inrichting en beheermaatregelen van belang. De effectiviteit van maatregelen is afhankelijk van de situatie ter plaatse. Overheden zullen daarom samen met land- en tuinbouworganisaties en andere betrokken partijen moeten zoeken naar de meest effectieve (mix van) maatregelen. Regie van het Rijk is hierbij nodig omdat ingrepen op een bepaalde plaats de mogelijkheden elders kunnen beperken of juist vergroten. Bovendien moet het Rijk verantwoording afleggen aan de Europese Commissie.
Maatregelen in de landbouw kunnen worden opgepakt in samenhang met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Voor de financiering kunnen ook de beschikbare gelden uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gebruikt. Om het invoeren van de maatregelen te stimuleren zou verder een meer directe koppeling tussen waterschapsheffing en milieuverontreiniging, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus-malusregeling, kunnen helpen.