Keuzes nodig bij inzet EU-landbouwgelden in Nederland
Het belangrijkste budget voor het landbouwbeleid is het GLB budget, dat met ruim 700 miljoen euro weliswaar substantieel is, maar ook krimpende. Nederland zal keuzes moeten maken voor een effectieve besteding. Ondersteuning van boereninkomens en behartiging van publieke belangen liggen niet altijd in elkaars verlengde. Een recent verschenen PBL-rapport geeft handvatten voor het maken van dergelijke keuzes gebaseerd op de welvaartstheorie.
Het publieke belang van een gezond (agro-)ecosysteem
Het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is een belangrijke publieke bron voor de financiering van het Nederlandse landbouwbeleid. In dit rapport gaan we in op de manier waarop kan worden bepaald welke milieubeleidsdoelen uit het GLB het meest in aanmerking komen voor publieke financiering, en voor welke doelen facilitering door de overheid voldoet. We gebruiken hiervoor het perspectief van de welvaartstheorie en de daaruit afgeleide rol van de overheid in het waarborgen van publieke belangen. Binnen dit perspectief zijn overheden verantwoordelijk voor de voorziening van publieke diensten en goederen, omdat de markt en de private sector niet in dergelijke diensten en goederen kunnen voorzien.
GLB-middelen gebruiken als betaling voor ecosysteemdiensten
Het instrumentarium dat de Nederlandse overheid tot haar beschikking heeft binnen het GLB bestaat hoofdzakelijk uit betalingsmechanismen. Door boeren te betalen voor de levering van ecosysteemdiensten worden zij niet langer alleen beloond voor de productie van voedsel, maar ook voor publieke dienstverlening zoals rond klimaatmitigatie en biodiversiteitsherstel. Voor een effectieve inzet van middelen is het daarnaast essentieel dat het aanpalende milieu-, natuur-, klimaat- en leefomgevingsbeleid goed functioneert. Zo hebben betalingen voor agrarisch natuurbeheer weinig effect als de milieukwaliteit laag is door hoge emissies. Bovendien vraagt klimaatmitigatie om emissiebeperkende maatregelen waarvoor (met uitzondering van bijvoorbeeld de bescherming van veengebieden) financiering vanuit het GLB geen voor de hand liggende optie is. Adequate monitoring van milieueffecten en verbeterde handhaving van milieuwet- en -regelgeving zijn daarom essentiƫle aandachtspunten, naast een verder uitgewerkt landschaps-, bodem- en klimaatbeleid.
Gerichte inzet van middelen, loskoppelen van inkomenssteun en milieudoelen
De vraag welk deel van de publieke middelen moet worden besteed aan inkomenssteun is een politieke vraag die in dit rapport niet aan de orde komt. Wel blijkt overtuigend uit de literatuur dat het combineren van inkomenssteun met maatregelen gericht op het behalen van milieudoelen frictie oplevert. Immers, als de milieudoelen niet worden gehaald is het moeilijk om de betaling stop te zetten vanwege het gecombineerde inkomensdoel. Daarbij vraagt het effectief inzetten van publieke middelen voor de bescherming van biodiversiteit en het verbeteren van water-, bodem- en luchtkwaliteit om een gerichte inzet van maatregelen in specifieke gebieden, terwijl beleid gericht op inkomenssteun vaak ruimtelijk generiek is. In het algemeen vraagt een effectieve inzet van middelen voor het landbouwbeleid om een gebiedsspecifieke benadering, en aandacht voor de vormgeving van de regelingen en voor hun doelmatigheid en doeltreffendheid.
- Rapport | 9 december 2019naar de publicatiepagina