Leeftijd bij uit huis gaan in 2020 licht gedaald
De leeftijd waarop jongeren het ouderlijk huis verlaten is in 2020 iets gedaald. Gemiddeld genomen gingen jongeren met 23,7 jaar uit huis, ruim twee maanden eerder dan in 2019. In de jaren daarvoor gingen jongeren steeds iets later uit huis. Dat melden het CBS en het Planbureau voor de Leefomgeving op basis van nieuwe cijfers.
Mannen en vrouwen jonger uit huis
Vrouwen gaan van oudsher jonger uit huis dan mannen, gemiddeld ongeveer 1,5 jaar jonger. Dat was ook zo in 2020. Zowel vrouwen als mannen die in 2020 uit huis gingen, deden dat iets eerder dan het jaar ervoor. Vrouwen waren gemiddeld 23,0 jaar, mannen 24,4 jaar toen ze het ouderlijk huis verlieten. In 2019 was dat 23,2 en 24,6 jaar.
De meeste jongeren verlaten tussen hun 18e en 30e het ouderlijk huis. Van de 18-jarigen woonde 90 procent op 1 januari 2021 nog bij een of beide ouders, van de 30-jarigen 9 procent. Mannelijke twintigers wonen vaker thuis dan vrouwelijke twintigers. Op 25-jarige leeftijd woonde bijvoorbeeld 22,8 procent van de vrouwen en 38,7 procent van de mannen nog thuis.
Studenten jonger uit huis dan werkenden
Het volgen van een studie of andere opleiding is een belangrijke reden om uit huis te gaan. Studenten verlaten doorgaans op jongere leeftijd het ouderlijk huis dan jongeren die werken, en zij gaan relatief vaak alleen (zonder partner) wonen. Gemiddeld zijn werkende jongeren ongeveer 5 jaar ouder als ze uit huis gaan. Ook bij studenten zijn vrouwen jonger dan mannen bij het verlaten van het ouderlijk huis, bijna een half jaar. Bij werkende jongeren is het verschil groter, bijna 1,5 jaar.
Na het verlaten van het ouderlijk huis gaat ongeveer de helft van de nestverlaters alleen wonen. Rond de 40 procent gaat samenwonen met een partner. Gemiddeld zijn jongeren die alleen gaan wonen ruim een jaar jonger dan degenen die vanuit huis gaan samenwonen.