Monitor RES: snelle groei zon en wind op land, maar ‘pijplijn’ met nieuwe plannen droogt op
Het vermogen van wind- en zonneparken is het afgelopen jaar snel gegroeid. Daarmee is de verwachte stroomopwekking in 2030 door bestaande wind- en zonneparken op land 17 procent hoger dan vorig jaar: 30 TWh. Dat is een kwart van de huidige totale elektriciteitsopwekking. Maar de ‘pijplijn’ met nieuwe plannen droogt op. Nieuwe plannen worden bemoeilijkt door netcongestie, onzekerheid over afstandsnormen voor windturbines en strengere regels voor zonneparken. Om doorgroei na 2030 mogelijk te maken is het belangrijk om nu goed na te denken over behoud van draagvlak en een integratie met andere ruimtelijke claims, zoals woningbouw en natuur. Dit concludeert het PBL in de Monitor RES 2024: een voortgangsanalyse van de Regionale Energiestrategieën (RES’en). Op verzoek van het ministerie van Klimaat en Groene Groei heeft het PBL voor de vijfde keer de ontwikkeling van de RES’en gemonitord.
Halen doel 35 TWh heel erg waarschijnlijk; streefdoel 55 TWh heel erg onwaarschijnlijk
Wind- en zonneparken op land zullen in 2030 naar verwachting (inclusief projecten die nog gerealiseerd worden) 37 tot 45 TWh elektriciteit produceren. Daarmee is het heel erg waarschijnlijk dat het doel van 35 TWh uit het Klimaatakkoord wordt gehaald. Maar het is heel erg onwaarschijnlijk dat het ‘totaalbod’ van de regio’s van 55 TWh, zoals gedaan in hun oorspronkelijke voorstellen, wordt gerealiseerd. Ook niet als 4 TWh aan zonnepanelen op woningen worden meegeteld*. Dat totaalbod van 55 TWh is in 2022 door de toenmalige minister voor Klimaat en Energie als streefdoel voor 2030 genoemd.
Klimaatneutraal energiesysteem vraagt forse groei emissievrije elektriciteit
De RES’en hebben 2030 als horizon, maar elektrificatie blijft in de decennia daarna een hoeksteen van de energietransitie. Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) voorziet dat de elektriciteitsopwekking tot 2050 met een factor 3 tot 5 zal moeten groeien en impliceert een doorgroei van opwekking van hernieuwbare elektriciteit op land. Deze groei zal zich moeten verhouden tot andere ruimtelijke claims, zoals woningbouw en natuur. Dit vergt een integrale benadering van het energiesysteem (vraag, aanbod, netwerk) in samenhang met die andere ruimtelijke uitdagingen.
Botsende perspectieven op rechtvaardigheid in de regio
Een transitie gaat gepaard met verdelingsvraagstukken. Het is belangrijk om daarbij verschillende perspectieven op rechtvaardigheid expliciet te benoemen en te doordenken. Dit voorkomt dat onbedoeld negatieve uitkomsten voor specifieke groepen ontstaan. Dat er botsingen zijn tussen perspectieven op wat rechtvaardig is, blijkt uit een reeks interviews met professionals die werken aan de regionale energietransitie. Bijvoorbeeld tussen gelijkheid en vrijheid. Zo bevatte het Klimaatakkoord een streven dat energieprojecten voor minstens de helft in lokale handen zijn. Zonder dit verder uit te werken kan dit leiden tot uitkomsten die door omwonenden als onrechtvaardig worden ervaren. Investerende en risicodragende omwonenden profiteren financieel, anderen niet. Sommigen vinden het eerlijker de opbrengsten gelijk verdelen via een omgevingsfonds, anderen niet. En in de warmtetransitie worden verzwaring van het elektriciteitsnet door het collectief gefinancierd, terwijl voor een nieuw warmtenet alleen de lokale gebruikers betalen. Zo betalen gebruikers van een warmtenet mee aan netverzwaring voor warmtepompen, maar gebruikers van warmtepompen niet aan de aanleg van warmtenetten. Kortom, rechtvaardigheidsdiscussies gaan vaak over de verdeling van lusten en lasten. Om regionale en lokale bestuurders te helpen met het maken van rechtvaardigheidsafwegingen heeft het PBL perspectieven op rechtvaardigheid rond verdeling, procedures en erkenning naast elkaar gezet met voorbeelden uit de praktijk. Dit biedt een taal en principes voor bewustere keuzes.
Natuur kan meer zijn dan een belemmering voor energieprojecten
Voor bewoners is ‘behoud van natuur en landschap’ na ‘lage kosten’ de grootste prioriteit bij de realisatie van energieprojecten, blijkt uit eerder onderzoek. Natuur en energie komen elkaar vaak tegen. Uit een quickscan door het PBL in 12 RES-regio’s blijkt dat in 40 procent van de zoekgebieden voor nog niet vergunde projecten voor wind- en zonneparken ook beschermde natuur ligt. Vaak wordt natuur beschouwd als een belemmering bij het realiseren van energieprojecten: een project moet geen schade aan de natuur aanrichten. Dat is een gemiste kans, want energieprojecten en natuur kunnen elkaar ook versterken. Zo bieden zonneparken vaak gunstige omstandigheden voor vegetatie die voor dieren interessanter is dan landbouwgrond. Ook op hogere schaal kan een gezamenlijke ontwikkeling van natuur en energie de biodiversiteit verbeteren. In Zonnepark Klarenbeek zijn bijvoorbeeld op aandringen van omwonenden paddenpoelen en 145 aangeplante bomen toegevoegd en zijn landschapsstructuren van vóór de ruilverkaveling hersteld. De recente uitbreiding van de SDE++-regeling maakt natuurinclusieve zonneparken al beter mogelijk. Een gebiedsgerichte, integrale benadering biedt meer kansen voor synergie tussen energieopwekking, natuur en landschap. Hierin kunnen de RES-regio’s ook na 2030 een belangrijke rol spelen.
* Dat mag volgens een afspraak in het Klimaatakkoord. Er is toen uitgegaan van een ‘autonome groei’ tot 7 TWh aan kleinschalige zonnepanelen in 2030. Alles daarboven mocht meetellen voor de RES, zodra het doel van 35 TWh gehaald is. De raming is nu 11 TWh bij particulieren in 2030.