PBL: bouw niet te veel extreem kleine (flex)woningen
Het aandeel woningen in Nederland van vijftig vierkante meter of minder nam de afgelopen jaren toe. Flexwoningen, die worden ingezet als tijdelijke verlichting van de woningnood, vormen een toenemend deel van deze groei. Deze zijn vaak maar twintig vierkante meter of minder. De meeste Nederlanders wonen echter liever niet zo klein, waarschuwt het PBL, en grootschalige woonprojecten met kleine woningen bleken in het verleden ook niet altijd een succes.
De huidige opmars van zeer kleine woningen correspondeert niet met de woonvoorkeuren van een groot deel van de Nederlanders, constateert het PBL. Slechts een beperkt deel van de woningzoekenden zoekt expliciet naar een kleine woning en de woontevredenheid onder mensen die zo compact wonen is relatief laag. Veel mensen verhuizen al binnen een paar jaar naar iets groters.
Beter aansluiten bij langdurige woonwensen “Grootschalige complexen met erg kleine woningen op minder populaire plaatsen kunnen leiden tot zeer veel doorloop en ontevreden bewoners, dat hebben we ook gezien bij vergelijkbare projecten uit de jaren ’80”, stelt Jolien Groot, onderzoeker wonen bij het PBL.
“Flexwoningen zijn van toegevoegde waarde daar waar ze echt snel extra woonruimte kunnen opleveren, bijvoorbeeld in de tijdelijke opvang van statushouders of studenten. Voor deze spoedzoekers kunnen flexwoningen in elk geval tijdelijk de druk verlichten”, aldus Groot. “Het is echter vaak effectiever als gemeenten en ontwikkelaars meteen investeren in iets ruimere, permanente woningen die aansluiten bij langdurige woonwensen “Wij zien dat minimaal vijftig vierkante meter vaak de voorkeur heeft. Bij de grote woningbouwambities van Nederland is het belangrijk dit niet te negeren. Door compacte, maar niet té kleine permanente woningen te bouwen, kan structureel ruimte worden gecreëerd voor de groeiende groep één- en tweepersoonshuishoudens.”
HAT-woningen interessant vergelijkingsmateriaal
Het PBL vergeleek de huidige inzet op kleine (flex)woningen met de HAT-woningen uit de jaren ‘80, die met subsidie werden gebouwd voor één- en tweepersoonshuishoudens. Deze projecten hadden wisselend succes. Verschillende grote complexen op afgelegen plekken zijn intussen gesloopt, de HAT-woningen die er nog staan zijn tamelijk gewild. Ze zijn vaak wat ruimer en staan dicht bij voorzieningen.
Het huidige beleid kan wat leren van de geschiedenis, stelt het PBL: “Laten we voor het bouwen van de huidige kleine woningen de evaluaties uit de HAT-tijd meenemen. Bouw niet té klein, niet te grootschalig op onpopulaire locaties, en zorg ervoor dat er gemeenschappen kunnen ontstaan waar buren naar elkaar omzien. Dat komt de leefbaarheid ten goede.”