Sterke banengroei in Nederlandse steden, maar werklozen profiteren niet
Steden zijn de motor van de Nederlandse economie. Het aantal banen in de stedelijke regio’s is de laatste 25 jaar met 30% toegenomen. Daarbuiten was dat 20%. In de steden zijn, in vergelijking met daarbuiten, veel hoogbetaalde banen te vinden. Ook stadsbewoners met een minder betaalde baan profiteren hiervan: zij verdienen gemiddeld meer dan diegenen met een vergelijkbare baan buiten de stad. Toch nam de afgelopen jaren het verschil tussen arm en rijk toe in Nederlandse steden.
Dit zijn enkele conclusies uit het rapport De verdeelde triomf van het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving). Het PBL onderzocht of de veelbesproken ‘triomf van de stad’ (het economische succes van steden) voor alle steden geldt. Ook bekeek het PBL welke groepen vooral profiteren van de economische groei van de stad.
Banengroei vooral in Amsterdam en Utrecht; Rotterdam blijft achter
Vooral de regio’s Amsterdam en Utrecht laten een sterke banengroei zien. In 1980 waren de meeste banen nog te vinden in de Rotterdamse regio (Groot-Rijnmond) maar inmiddels is deze regio door zowel Amsterdam als Utrecht ingehaald. Dit komt doordat de afgelopen decennia de groei vooral plaatsvond in de zakelijke dienstverlening (zoals adviesbureaus, banken, advocatuur, ict) en die bevindt zich vooral in en rond Amsterdam en Utrecht.
Verschil tussen arm en rijk wordt groter in stedelijke regio’s
Maar tegelijkertijd is de economische ongelijkheid in de Nederlandse steden toegenomen. Het verschil in beloning tussen de meest en minst verdienenden is de afgelopen jaren in de Nederlandse stadsgewesten met 3,5% gegroeid. Het sterkst is dit in de regio Amsterdam: daar nam het verschil in beloning met ruim 4% toe.
In internationaal vergelijkend perspectief is de stedelijk-economische ongelijkheid in Nederland overigens nog relatief klein; alleen in de Scandinavische landen is de ongelijkheid in lonen minder.
Werknemers met laagbetaalde functies verdienen in steden meer dan daarbuiten
Het verschil tussen arm en rijk wordt groter, omdat de beloning aan de bovenkant sterker groeit dan aan de onderkant, niet doordat de onderkant wegzakt. Ook de werknemers met laagbetaalde banen zijn er dus op vooruit gegaan. Daarbij geldt dat de werknemers met een baan die weinig tot geen scholing vereist in de meeste steden meer verdienen dan werkenden met een vergelijkbare baan buiten de stedelijke gebieden. In het stadsgewest Amsterdam worden banen binnen de consumentendiensten die weinig scholing vereisen (bijvoorbeeld in de horeca of in de detailhandel) zelfs 4,5% beter beloond dan buiten de Nederlandse stadsgewesten.
Werklozen profiteren niet van banengroei in steden
Maar niet iedereen profiteert van de banengroei, met name werklozen niet. De kans op een nieuwe baan is onder bijstandontvangers en laaggeschoolde WW-ers in stadsgewesten soms zelfs kleiner dan daarbuiten. De nieuwe banen worden vooral vervuld door nieuwe inwoners van de stad en door mensen van buiten de stad die (dagelijks) heen en weer pendelen.
Arm en rijk wonen steeds meer gescheiden
Het toenemende verschil tussen rijk en arm uit zich ook in de spreiding binnen de stad. Vooral laagbetaalden en werklozen wonen steeds meer bij elkaar in de buurt en minder gemengd met andere groepen. Voor hoogbetaalden is het beeld minder duidelijk. In de meeste stadsgewesten wonen ook hoogbetaalden steeds meer bij elkaar in de wijk, maar in Utrecht en Amsterdam spreiden deze inwoners zich langzaam meer over de stad. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de druk op de woningmarkt in die steden: door de sterk gestegen huizenprijzen wijken veel mensen met hogere inkomens uit naar buurten binnen de stad waar tot voor kort vooral laagbetaalden woonden.
Gebiedsgericht onderwijs- en arbeidsmarktbeleid
Als overheden de ongelijkheid willen verminderen, kan het beleid zich het beste inzetten op de financiële en arbeidsmarktpositie van de minstbedeelden. Dat is effectiever dan fysieke ingrepen, zoals sloop en nieuwbouw, of het verbeteren van de bereikbaarheid. Deze ingrepen verbeteren mogelijk wel de omgeving, maar meestal niet de positie van de (oorspronkelijke) inwoners. Een combinatie van gebiedsgericht onderwijs- en arbeidsmarktbeleid lijkt daarom zinvoller.