Stimuleren zuinige auto’s: effectief maar duur voor de overheid

Sinds 2006 stimuleert de overheid de verkoop van zuinige auto’s met een lage CO2-uitstoot door belastingkortingen. Uit onderzoek van het PBL blijkt dat de korting op de aanschafbelasting erg effectief is. De particuliere automobilist koopt vaker een kleine, zuinige auto en de grote, onzuinige modellen worden minder populair.

Om rijden in zuinige auto’s, die weinig brandstof verbruiken en dus ook weinig CO2 uitstoten, te bevorderen heeft Nederland de aanschafsbelasting (bpm, belasting van personenauto’s en motorrijwielen) afhankelijk gemaakt van de CO2-uitstoot. Door deze ‘vergroening’ van de aanschafsbelasting is de CO2-uitstoot gedaald, maar minder dan men, gezien de toename van het aandeel zuinige auto’s, zou verwachten. Dit komt omdat er door de vergroening iets meer auto's zijn verkocht en omdat de auto’s in de praktijk minder zuinig blijken dan op papier. Daarnaast zijn sinds 2007, mede door de korting op de aanschafbelasting, de belastinginkomsten met 1,5 à 2 miljard euro gedaald. Het combineren van stabiele belastingopbrengsten met het stimuleren van de verkoop van zuinige auto’s blijkt niet eenvoudig en plaatst beleidsmakers voor dilemma’s.

Zuinige auto in trek; Nederland één van de koplopers in Europa     

Bij de koop van een nieuwe auto laat de particuliere rijder zich sterk beïnvloeden door de aanschafprijs. De hoogte van de wegenbelasting is veel minder van invloed. Door de aanschafbelasting afhankelijk te maken van de CO2-uitstoot worden zuinige auto’s goedkoper en minder zuinige auto’s duurder. De markt speelde hier op in door met nieuwe modellen te komen met een lage CO2-uitstoot. Dat leidde tot een verschuiving in de keuze van de consument. Werden in 2006 middenklassers als de Opel Astra en Peugeot 307 nog het meest verkocht in Nederland, in 2011 waren kleine, zuinige auto’s als de Volkswagen Polo en Renault Twingo het meest populair. In 2013 zien we weer een verschuiving naar iets ruimere auto’s, die dan inmiddels ook voor de belastingkortingen in aanmerking komen: de Volkswagen Up en Golf en de Ford Focus werden in dat jaar het meest verkocht. Door de vergroening van de bpm is Nederland nu één van de koplopers in Europa wat betreft zuinige auto’s met lage CO2-uitstoot. Vóór 2006 behoorde ons land tot de achterblijvers in Europa. 

CO2-uitstoot van nieuwe auto’s daalt, maar minder dan verwacht  

Door de vergroening van de aanschafbelasting daalt de CO2-uitstoot van de nieuw gekochte privéauto’s in totaal met ongeveer 2 procent. Volgens de testresultaten, waar het belastingbeleid op is gebaseerd, zou men een daling van 4 à 5 procent verwachten. In de praktijk blijken de auto’s minder zuinig in brandstofgebruik dan de testwaarden aangaven. Ook had de belastingkorting op zuinige auto’s een prijsdaling voor nieuwe auto’s tot gevolg en daardoor een groei van het wagenpark.

Dilemma 1: Vergroening versus overheidsinkomsten

Ten opzichte van 2008 zijn de jaarlijkse inkomsten uit de aanschafbelasting (bpm) met 1,5 tot 2 miljard euro gedaald, ongeveer de helft minder. Een belangrijk deel van die daling is het gevolg van de vergroening van de aanschafbelasting, naast daling door de teruglopende autoverkopen als gevolg van de economische crisis. In 2011 heeft Kabinet Rutte I gesteld dat de overheidsinkomsten ondanks fiscale vergroening op peil moesten blijven. Tot op heden is dat niet gelukt. Het vergroenen van de autobelastingen blijkt dus op gespannen voet te staan met het genereren van stabiele inkomsten, wat het primaire doel is van belastingheffing. Door de daling van de belastinginkomsten ontstaat de behoefte om de regelgeving periodiek aan te passen, terwijl autogebruikers, -producenten en -verkopers juist hechten aan stabiele fiscale regels voor een langere periode.

Dilemma 2: Zuinige auto’s in Nederland versus minder zuinige auto’s elders in EU

De vergroening van de autobelastingen stelt de Nederlandse overheid voor nog meer dilemma’s. De kans bestaat dat autofabrikanten hun zuinige modellen vooral afzetten in landen waar belastingkortingen gelden voor zuinige auto’s. Omdat de CO2-emissienormen gelden voor geheel Europa, kunnen fabrikanten het zich dan veroorloven in andere Europese landen minder zuinige auto’s te verkopen. Per saldo kan de CO2-uitstoot in Europa door personenauto’s daardoor gelijk blijven. PBL noemt in haar studie nog enkele andere dilemma’s waarmee de overheid geconfronteerd wordt bij vergroening van de autobelastingen.

Toelichting

Het PBL heeft twee studies uitgebracht over vergroening van de autobelastingen. In ‘Vergroening van de aanschafbelasting voor personenauto’s: effecten op de verkoop van zuinige auto’s en de CO2-uitstoot’ kijkt het PBL terug en analyseert het hoe de aanschafbelasting voor personenauto’s (de bpm) in de periode 2006-2012 heeft bijgedragen aan de toegenomen verkoop van zuinige auto’s met lage CO2-uitstoot in de privé-automarkt. In ‘Belastingkortingen voor zuinige auto’s: afwegingen voor fiscaalbeleid’, dat het PBL in samenwerking met Policy Research heeft opgesteld, kijken de onderzoekers vooruit en formuleren ze een aantal afwegingen voor beleidsmakers en belanghebbenden voor de Autobrief 2.0. Hierin moeten de fiscale regels voor 2016 tot en met 2019 gestalte krijgen.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Mobiliteit

Onderzoek naar functioneren en effecten van mobiliteit in Nederland.

Meer over mobiliteit