Wissels omzetten: 21e eeuw vraagt om robuust milieubeleid
Het huidige milieubeleid schiet tekort om de milieuproblemen van de eenentwintigste eeuw aan te pakken. Het is tijd voor een grondige herijking. Daarbij moeten eco-innovatie en eco-efficiëntie centraal komen te staan. Nederland en Europa kunnen met technologie-ontwikkeling en aanpassingen in productie en consumptie veel bijdragen aan het aanpakken van de grote vraagstukken van de eenentwintigste eeuw. Na een eeuw van grootschalige productie op basis van fossiele brandstoffen zal schoon en duurzaam produceren en consumeren de nieuwe normaliteit moeten worden.
Dit is des te noodzakelijker als we de klimaatverandering willen beperken tot 2 graden opwarming in 2050, in een wereld waarin dan zo’n 9 miljard mensen wonen, waarvan naar schatting 5 miljard mensen in de middenklasse, met bijbehorende consumptiewensen. Burgers, bedrijven en overheden moeten samen én ieder voor zich de wissels radicaal omzetten, willen we Nederland structureel gezond achterlaten voor volgende generaties. De kans op succes is het grootst als duurzaam produceren en consumeren tegelijkertijd ook leidt tot een versterking van de economie, een lagere energierekening en/of een betere gezondheid.
Dit concludeert het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) in het vandaag gepubliceerde signalenrapport Wissels omzetten – Bouwstenen voor een robuust milieubeleid voor de eenentwintigste eeuw. Hierin analyseert het PBL het milieubeleid van de afgelopen decennia en formuleert daarbij bouwstenen voor vernieuwing.
De moedeloosheid voorbij: brede coalities vormen om grote milieuproblemen aan te pakken
Klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, gezondheidsschade door fijnstof, plastic soep in de oceanen, voedselrisico’s door antibiotica in diervoeding, ontoereikende beschikbaarheid van water en grondstoffen. De aanpak van deze problemen lijkt een hedendaagse Herculestaak die mensen moedeloos kan maken. De grote opgaven voor het milieubeleid van de eenentwintigste eeuw zijn alleen structureel aan te pakken als op uiteenlopende niveaus nieuwe coalities van belangen en betrokkenen tot stand worden gebracht. De Nederlandse overheid kan hier direct mee beginnen:
- Coalities met bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties als milieumaatregelen ook leiden tot een versterking van de economie, een lagere energierekening en/of een betere gezondheid.
- Coalities binnen het kabinet omdat milieuproblemen en milieubeleid de komende decennia een brede impact hebben, ook op het woon- en werkklimaat, de werkgelegenheid, de volksgezondheid en de overheidsfinanciën (fiscale vergroening).
- Coalities met (sommige) andere landen omdat Nederland op veel terreinen te klein is om gewenste milieumaatregelen te realiseren, met name als de effecten grensoverschrijdend zijn en de concurrentiepositie in het geding komt.
- Coalities met internationale organisaties, zoals de OECD, het IEA en de Wereldbank, die een nieuw, en robuust milieubeleid voorstaan.
Transitiewissels nodig
Het grote verschil met tien jaar geleden is dat het bewustzijn van de grote risico’s nu ook in de internationale organisaties als Wereldbank, IMF en IEA is doorgedrongen. Bovendien kijken grote bedrijven nu naar de overheid voor lange termijn duidelijkheid.
Kern is het aanpassen van de spelregels en het creëren van prikkels om schoon gedrag te belonen en vervuiling te belasten. “Dit vraagt niet zozeer om meer wetenschappelijk onderzoek, maar om een politieke ‘coming out’”, aldus PBL-directeur Maarten Hajer. Het PBL introduceert de term ’transitiewissels’ om het belang te benadrukken van veranderingen die ervoor zorgen dat investeren in schone technologie loont, zodat de eco-efficiëntie radicaal toeneemt.
Investeringsfonds voor eco-innovatie
Om innovaties en investeringen in milieusparende technologieën in Nederland beter van de grond te krijgen, is een fonds nodig voor de financiering van deze eco-innovaties. Een uit de aardgasbaten gevoed fonds is een perfecte vorm van een ‘transitiewissel’: inkomsten uit fossiele brandstoffen worden ingezet voor de duurzame, CO2-arme economie van de toekomst.
Niet verder bezuinigen op toezicht en handhaving
Tegelijkertijd moeten we niet naïef zijn. Als alles op vrijwillige basis van de grond moet komen, dan zal een aanzienlijke groep weigeren mee te werken. Dat is slecht voor het milieu en slecht voor de moraal. Immers, de meeste mensen willen best iets doen – als ze maar weten dat het moet, dat ze er op termijn baat bij kunnen hebben en dat anderen er ook niet onderuit komen. Daarom is het belangrijk om met toezicht en handhaving ook de achterhoede te verplichten om te voldoen aan minimumeisen, en sancties op te leggen als dat niet gebeurt. Dat vergt voldoende capaciteit voor toezicht en handhaving; deze overheidstaak moet daarom worden ontzien bij verdere bezuinigingen.
Goede informatievoorziening als katalysator
Er ligt een duidelijke informatietaak voor de overheid, gevoed door wetenschappers. Zo is het van belang om voor burgers inzichtelijk te maken wat de gevolgen kunnen zijn van een scenario met een wereldwijde temperatuurstijging van 4 of zelfs 6 graden. Dan wordt helder welke risico’s we lopen. Heldere informatie is ook een eerste stap om te zorgen dat consumenten zich bewust worden van de impact van hun keuzes. Wie realiseert zich bijvoorbeeld dat je met één retourtje New York voor evenveel uitstoot van broeikasgassen zorgt als een heel jaar elke dag 35 km rijden met een personenauto?
Input voor een breed maatschappelijk debat over het milieubeleid
Dit signalenrapport kan als input dienen voor een maatschappelijk debat. De keuze om wel of niet actief bij te dragen aan schoner produceren en consumeren is uiteindelijk aan de politiek en aan individuele burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij kunnen de wissels omzetten.