Het PBL gaat verder met ontwikkelingssamenwerking

Nieuws

Op 11 mei 2013 hebben de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een convenant afgesloten over een aantal additionele taken die het PBL in de periode 2013-2016 zal verrichten. Dit convenant is een vervolg op het convenant over de periode 2009-2012. De werkzaamheden zijn aanvullend ten opzichte van het door het kabinet jaarlijks vastgestelde werkprogramma van het PBL.

Doel van de overeenkomst is om strategische beleidsanalyses van het PBL te versterken met het oog op de te realiseren ontwikkelingsdoelen. In producten van het PBL zal de internationale en ontwikkelingsdimensie van het duurzaam gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen, waar relevant een onlosmakelijk onderdeel zijn van de analyse. Om dit te realiseren en de samenwerking tussen het ministerie en PBL te versterken zal in het internationale werk van het PBL de aandacht voor de belangen van de armste landen worden vergroot. Daarnaast zal het PBL een bijdrage leveren aan de strategische beleidsontwikkeling en –monitoring binnen het ministerie. Ondersteunend hieraan zal het PBL haar internationale en nationale netwerken met ontwikkelingsrelevante partners versterken.

Speerpunten

In de overeenkomst zijn drie speerpunten benoemd:

1: Omgaan met ‘competing claims’ op natuurlijke hulpbronnen en invloed op voedselzekerheid

Het gebruik van hulpbronnen voor het ene doel kan het behalen van andere doelen in de weg staan. Door toenemend gebruik van water voor industrie en residentieel gebruik, bijvoorbeeld, komen doelen van economische ontwikkeling, drinkwatervoorziening en sanitatie dichterbij, maar komt de geïrrigeerde landbouw en de daarvan afhankelijke voedselvoorziening onder druk te staan. De volgende vragen worden onderzocht. Welke rol kunnen land- en waterbeleid van overheden spelen om met de risico’s en kansen van competing claims op natuurlijke hulpbronnen om te gaan? In welke mate worden competing claims verergerd door landdegradatie? Waar liggen de kansen en opgaven met betrekking tot competing claims voor Afrika?

2: Transities naar groene groei in ontwikkelingslanden

De discussie rond groene groei in ontwikkelde landen richt zich met name op het efficiënter omgaan met natuurlijke hupbronnen en verschuivingen naar een koolstofarme energievoorziening en economie. Veel ontwikkelingslanden zullen naar verwachting een relatief hoge economische groei laten zien in de komende jaren, vaak gecombineerd met relatief hoge bevolkingsgroei en een doorzettende verstedelijking. Groene groei wordt niettemin verschillend bezien door ontwikkelingslanden, zowel als kans als bedreiging, en een dergelijke transitie staat altijd in contrast met urgente problemen als het bestrijden van armoede en het creëren van zekerheden in toegang tot water, voedsel en energie. Onderzoeksvragen zijn onder andere: Hoe kan een transitie naar ‘inclusive green growth’ worden bevorderd, zowel binnen ontwikkelingslanden als via internationale samenwerking? Wat is de scope voor ontwikkelingslanden van een efficiëntere inzet van grondstoffen en productiefactoren? Wat zijn relevante goals, targets en indicatoren ter ondersteuning van een integrale visie op voedsel, water en energie in relatie tot ontwikkeling?

3: Verduurzaming van productie- en handelsketens

De productie van natuurlijke grondstoffen heeft buiten Nederland ('elders') effecten op het milieu, de biodiversiteit en sociaaleconomische condities. Met de beleidsprioriteit Verduurzaming internationale handelsketens (Duurzaamheidsagenda) wordt ernaar gestreefd om de voetafdruk van Nederland in het buitenland te verduurzamen. Via internationaal ketenbeleid probeert de overheid om zowel de negatieve effecten elders te verminderen en bij te dragen aan sociale doelen in de landen die in ontwikkeling zijn, alsmede de aanvoer van grondstoffen voor de Nederlandse economie op de langere termijn veilig te stellen. Onderzoeksvragen zijn: Hoe kan de Nederlandse overheid de verdere opschaling van duurzaam geproduceerde grondstoffen stimuleren? Welke beleidsinstrumenten zijn geschikt voor de verschillende productketens, die allemaal in een andere voortgangsfase verkeren? Hoe kunnen de voortgang in de ketenverduurzaming en de effecten hiervan worden gemonitord als onderdeel van brede duurzaamheidsmonitoring?

Daarnaast draagt het PBL op verzoek van het ministerie bij aan internationale rapportages en assessments van UNEP, OECD, World Bank etc.

Contact

Contactpersoon: Marcel Kok.