Stationshal met tram

Bereikbaarheid in Nederland

Bijna iedereen is dagelijks onderweg: naar het werk, een afspraak in het ziekenhuis, naar school, op bezoek bij familie en vrienden. De bereikbaarheid van dit soort plekken is essentieel om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. Hoe is het met die bereikbaarheid in Nederland gesteld? En is die de afgelopen tijd groter of kleiner geworden door veranderingen in openbaar-vervoerdiensten, mogelijkheden voor eigen vervoer? En wat hebben ontwikkelingen in de locaties van werk, onderwijs en zorg voor invloed op de bereikbaarheid?

Veel bestemmingen zijn zonder auto steeds moeilijker bereikbaar geworden

Uit ons onderzoek blijkt: de auto is altijd sneller. Zelfs in de spits. Vanuit heel Nederland zijn voorzieningen en banen aanzienlijk minder goed bereikbaar met het openbaar vervoer of de fiets dan met een auto. Die langere reistijd geldt zowel voor het landelijk gebied, als voor de stadsranden en buitenwijken. In de steden ben je met de auto relatief snel op je werk, op school of bij een ziekenhuis, zelfs met grote drukte op de weg. 

Meer dan 45 minuten om bij een ziekenhuis te komen

Wie niet over een auto beschikt, doet er vaak lang over om een ziekenhuis of polikliniek te bereiken. Uit de analyses blijkt dat 30 procent van de ouderen niet binnen een half uur bij zorg kan komen, 12 procent niet binnen 45 minuten. Dat geldt zowel voor landelijk, als stedelijk gebied.

Lange reistijden naar school

Ook jongeren ondervinden lange reistijden, op weg naar school: 10 procent van alle jongeren is langer dan dertig minuten met de fiets onderweg naar een VBO/VMBO-school en 17 procent van alle jongeren kan geen enkele HAVO/VWO-locatie binnen 30 minuten fietsend bereiken. Met het openbaar vervoer is de bereikbaarheid zelfs nog lager. Gebrekkige bereikbaarheid belemmert de schoolkeuze fors.

“Een van de belangrijkste doelstellingen van vervoersbeleid is het faciliteren van de toegang van mensen tot banen, voorzieningen en sociale contacten. In de praktijk is vervoersbeleid echter vaak beperkt tot het bestrijden van files en het faciliteren van verkeersdoorstroming”, aldus Jeroen Bastiaanssen, onderzoeker vervoersbeleid bij het PBL, bij de publicatie van de studie. “Door op buurtniveau inzicht te geven in de toegang tot banen, gezondheidszorg, onderwijs, winkels en groen met verschillende vervoerswijzen en op verschillende momenten van de dag en week, kunnen beleidsmakers betere afwegingen maken. Deze informatie geeft voeding aan afwegingen in het mobiliteitsbeleid.”

Teruggang in bereikbaarheid

Sinds 2012 is het openbaar vervoer in veel delen van Nederland versoberd. Die versobering heeft geleid tot verminderde bereikbaarheid van voorzieningen en banen. Dat geldt vooral voor ziekenhuislocaties, maar ook voor scholen en supermarkten. De effecten zijn niet alleen fors voor mensen die wonen in landelijk gebied, maar ook voor huishoudens die aan de randen van de stad wonen. Met name in de avonduren en in het weekend kunnen deze bewoners met openbaar vervoer minder goed bij ziekenhuizen, apotheken, supermarkten en andere voorzieningen komen.

Ook banen werden minder goed bereikbaar door de versobering van het openbaar vervoer. Dit werd deels gecompenseerd door toename van de werkgelegenheid, vooral in het werk voor hoger opgeleiden.

Voor middelbaar- en laagopgeleiden zijn de veranderingen minder gunstig. Werkgelegenheid voor lager opgeleiden is steeds vaker op autolocaties te vinden. Dat betekent dat autobezit voor laagopgeleiden steeds meer een voorwaarde is voor toegang tot werk.

De bereikbaarheid is niet alleen afgenomen door een versobering van het openbaar vervoer. Ook ruimtelijke ontwikkelingen spelen een aanzienlijke rol. Sinds 2012 zijn verschillende voorzieningen verdwenen uit de kleinere kernen, waardoor de afstand tot die voorzieningen groter is geworden. Veel dorpelingen moeten voor hun school of supermarkt naar een grotere plaats, waardoor ook de reistijd per fiets is toegenomen.

Voor mensen mét een auto bleef de bereikbaarheid van voorzieningen in dezelfde periode vrijwel onveranderd. De al grote bereikbaarheidsverschillen tussen mensen die een auto tot hun beschikking hebben en zij die dat niet hebben, zijn dus verder toegenomen tussen 2012 en 2022.

Politieke keuzes

“Welk minimumniveau voor bereikbaarheid voldoende is of welk maximumniveau voor bereikbaarheidsverschillen acceptabel, is een politieke keuze”, aldus Jeroen Bastiaansen. “Om de bereikbaarheid op orde te houden en te verbeteren kun je aan verschillende knoppen draaien. Investeren in het ov en fietsnetwerk ligt voor de hand, juist ook op plekken waar veel mensen zijn geraakt door de afgenomen bereikbaarheid. Door locaties nabij stedelijke centra en rond ov-knooppunten beter te benutten voor voorzieningen en werkgelegenheid kan de bereikbaarheid eveneens toenemen. Ook woningbouw op dergelijke locaties kan een hoge bereikbaarheid bieden en aansluiten bij de bestaande ov- en fietsinfrastructuur.”

Verder lezen?

Het PBL doet al jaren onderzoek naar bereikbaarheid en ruimtelijke ontwikkeling. Bovenstaande tekst is gebaseerd op twee rapporten, waarvoor gedetailleerde reistijdanalyses zijn uitgevoerd op basis van de ov-dienstregeling en reissnelheden op het Nederlandse wegennet. Ook zijn er historische vervoersdatasets gecombineerd met de locaties van voorzieningen, banen en woningen.