Onderzoek houdt deelnemers Natuurpact spiegel voor
21 september 2016 – In juni 2016 organiseerde PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) een viertal bijeenkomsten waarbij de tussenresultaten werden getoond van de lerende evaluatie van het Natuurpact, die PBL begin 2017 afrondt in samenwerking met Wageningen UR. Deze stap is essentieel voor de evaluatie, omdat de betrokkenen zo in een vroeg stadium de analyse kunnen verrijken en verbeteren. Per sessie zaten drie buurtprovincies met elkaar om tafel om te leren van elkaars ervaringen. Hoe hebben zij dit ervaren? “Je eigen perspectief wijzigt.”
De groepsreviews behandelen de tussenresultaten van het evaluatieonderzoek. Dit onderzoek toont de te verwachten bijdrage van de provincies aan de biodiversiteitsdoelen, evenals welke kansen en risico’s er spelen bij de uitvoering van het beleid in de praktijk. Het onderzoek omvat een zogenaamde ex-ante analyse van de bijdrage die de provinciale beleidsstrategieën leveren aan de doelen. Tijdens de sessies controleerden en duidden PBL, de provincies en (in een aantal sessies) vertegenwoordigers van het Rijk gezamenlijk de resultaten. In de groepsreview bevroegen de deelnemers elkaar onderling over de ingezette beleidsstrategieën en de tussenresultaten uit de analyse. Hoe druk je het beste de kwaliteit van de natuur uit, bijvoorbeeld? Wat is het effect van maatregelen en waar kunnen de provincies vanuit hun eigen kwaliteiten meer op inzetten? Waar lopen de verschillende provincies tegenaan in de uitvoering van het beleid en hoe gaan ze hiermee om? En vanuit PBL: herkennen de provincies zich in de inschattingen? Wat ontbreekt er nog in de analyse?
Ervaringen uitwisselen
Ronald Louwman, namens de provincie Noord-Holland aanwezig bij een sessie met Zuid-Holland en Zeeland, vond de blik vanuit de provincie interessant: “Je eigen perspectief wijzigt dan. Wat is nou bijvoorbeeld het percentage dat je als provincie bijdraagt aan de natuur in heel Nederland? Internationaal is Nederland geen grote speler op natuurgebied. Maar kijkend vanuit het perspectief van de provincie naar heel Nederland blijkt dat de provincie Noord-Holland een substantieel aandeel levert.” “Het was aardig om ervaringen te kunnen uitwisselen met collega’s van andere provincies,” zegt dhr Louwman over de aanpak. “Hoe pakken zij de dingen aan? Ook houdt het resultaat van het onderzoek je een spiegel voor: hoe kijken onderzoekers aan tegen de opgave waar jij mee bezig bent?”
Aandacht voor onzekerheden
Alco van Klinken was namens de provincie Groningen aanwezig bij een sessie met Drenthe en Friesland. De toegevoegde waarde lag voor hem in de intervisie tussen de provincies, waarbij PBL optrad als ‘technisch voorzitter’. Het onderdeel van de analyse waarbij wordt ingezoomd vanuit landelijk niveau op gebiedsniveau vond dhr Van Klinken minder nieuwswaardig: “Als lokaal betrokkene weet je al snel de specifieke regionale omstandigheden die de uitkomsten verklaren. Het is lastig om die in een landelijke benadering mee te nemen.” Ook Hans Rutten van het Ministerie van Economische Zaken had een kanttekening bij de schaalniveaus van de analyse: 'Er mag wel wat meer gezegd worden over de onzekerheden rondom de uitkomsten van de metanatuurplanner (de MNP bepaalt de effecten van beleid en beheeringrepen op de biodiversiteit, red.). Bijvoorbeeld dat die betrouwbaarder zijn voor het hele land dan voor afzonderlijke provincies.” Dit vraagt om discussie, aldus dhr Rutten: “Voor een deel is er immers sprake van onzekerheden: voor sommige dingen kunnen we alleen ruwe inschattingen maken, en andere dingen weten we gewoon niet.”
Gezamenlijk uitgangspunt
Van Klinken: “De evaluatie van het Natuurpact is vooral met elkaar zoeken hoe je het natuurbelang zo goed mogelijk weergeeft. Het is belangrijk dat dat vanuit een soort gezamenlijk uitgangspunt gebeurt – dat het niet een competitie en competentie strijd wordt tussen Rijk en provincies, wat ook mogelijk is. Dat voerde voor mijn gevoel niet de boventoon, en dat vond ik positief.”