Een delta in beweging

Publicatie

Klimaatveranderingen maken Nederland meer kwetsbaar voor overstromingen, wateroverlast, droogte en hitte. Het versterken van de dijken tot zogeheten doorbraakvrije dijken kan het overstromingsrisico aanzienlijk verkleinen. Het beter benutten van het Rijnwater, dat ook in droge tijden voor 80% ongebruikt de zee instroomt, kan een tekort aan zoetwater in droge perioden voorkomen.

Deze conclusies trekt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in het vandaag verschenen rapport ‘Een delta in beweging. Bouwstenen voor een klimaatbestendige ontwikkeling van Nederland’. Het planbureau heeft onderzocht hoe Nederland zich beter kan wapenen tegen het klimaat en de weersinvloeden. Welke mogelijkheden zijn het meest effectief om het overstromingsrisico te verkleinen? Hoe kunnen we de zoetwatervoorziening veilig stellen en hoe maken we natuur en stedelijk gebied klimaatbestendig?

Beter benutten van Rijnwater kan watertekort in droge tijden voorkomen

Doorbraakvrije dijken verkleinen de gevolgen van een overstroming

Circa 60% van Nederland is gevoelig voor overstromingen vanuit zee of vanuit de rivieren. Het overstromingsrisico kan structureel worden verkleind als de Rijksoverheid zich niet alleen zou richten op de beperking van overstromingskansen (door dijken in het hele land te verhogen), maar ook op het verkleinen van de gevolgen van een overstroming. Een doelmatige maatregel hiervoor is het versterken van dijken tot zogeheten doorbraakvrije dijken, vooral in dichtbevolkte gebieden waar ook veel materiële schade is te verwachten. Deze extra stevige dijken kunnen een overstroming in zeer extreme omstandigheden (dat komt eens per 1.250-10.000 jaar voor) niet altijd voorkomen, maar zorgen er wel voor dat de schade beperkt blijft. Het water stroomt dan slechts in kleine hoeveelheden over de dijk heen, in plaats van dat de dijk bezwijkt waardoor veel grotere hoeveelheden water het achterliggende gebied binnenstroomt. Omdat door deze doorbraakvrije dijken (ook wel Deltadijken genoemd) het overstromingsgevaar aanzienlijk afneemt, hoeven in het achterliggende gebied minder aanpassingen in de bebouwde omgeving plaats te vinden om de mogelijke gevolgen van een overstroming te verminderen. Denk hierbij aan het verhogen van dichtbebouwde gebieden of verschuiven naar minder risicovolle locaties. Dit soort aanpassingen is vaak moeilijk te realiseren en kosten veel tijd en geld. De extra investeringskosten in doorbraakvrije dijken kunnen meevallen als deze worden gekoppeld aan bijvoorbeeld de herstructurering van het stedelijk gebied langs rivieren en de kust of het op orde brengen van de waterkeringen in het hoogwaterbeschermingsprogramma. Een dijk kan bijvoorbeeld tegelijkertijd dienst doen als weg of als boulevard. Daarnaast moet in het rivierengebied ruimte open blijven voor de opvang van steeds meer water vanuit de rivieren. Dit betekent niet dat er in die gebieden geen activiteiten kunnen plaatsvinden. Bouwen op terpen of palen, landbouw, recreatie of het creëren een internationaal waardevol natuurgebied zijn mogelijkheden. Dit vraagt wel om sturing van de ruimtelijke inrichting.

Zoetwatertekort is op te lossen door minder Rijnwater in zee te laten wegstromen

Perioden van neerslagtekort zullen in Nederland naar verwachting vaker en langduriger voorkomen. Het huidige watersysteem zal in de meeste droge zomers aan de watervraag nog kunnen voldoen, maar in extreem droge periodes (eens in de 60-100 jaar) is er een tekort, waardoor problemen ontstaan in de landbouw, de natuur, bij veendijken, bij de energievoorziening en ook de consument krijgt er last van. Door het beschikbare water van de Rijn beter te benutten, kunnen watertekorten in grote delen van Nederland worden voorkomen. Naast het vergroten van de watervoorraden in het IJsselmeergebied (zoals eerder door de Deltacommissie is voorgesteld) is het een interessante optie om meer van het Rijnwater te benutten dat – ook in droge tijden – bij de Nieuwe Waterweg voor ca. 80% ongebruikt de zee instroomt. Dit water laat men in zee stromen om de verzilting (binnenstromen van zoutwater) via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan. Door deze verzilting effectiever (dat wil zeggen met minder water) te bestrijden komt meer zoet water beschikbaar. Het planbureau noemt in het onderzoeksrapport enkele mogelijkheden hoe dit te realiseren is. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke optie het meest geschikt is.

Natuur: klimaatbestendigheid vraagt om aanpassing beleid

Ook de natuur ondervindt de gevolgen van de klimaatverandering. Dieren en planten verplaatsen hun leefgebied of sterven uit. Dat is nu al zichtbaar. Bij een veranderend klimaat kan de biodiversiteit op peil blijven als er – meer dan nu gebeurt – wordt ingezet op het internationaal verbinden en vergroten van natuurgebieden (waaronder ook de gebieden die vallen onder de Ecologische Hoofdstructuur), het vergroten van de diversiteit in leefgebieden en landschappen en het creëren van betere milieu- en watercondities zodat natuurlijke processen meer ruimte krijgen. De kans dat Nederland zijn internationale verplichtingen dan kan nakomen, wordt dan ook groter.

Bij aanpassingen in steden gelijk investeren in de klimaatbestendigheid

In steden uit de klimaatverandering zich door wateroverlast, hitte en droogte. Vooral in het hoogstedelijke gebied kunnen de effecten van klimaatverandering een probleem vormen en juist hier is het lastiger om aanpassingen te doen om wijken klimaatbestendig te maken. Sommige verbeteringen zoals die op gebouw- of straatniveau zijn relatief eenvoudig te realiseren zoals isolatie, groene daken of wateropvang op straat. Maatregelen op wijkniveau of stadsniveau als warmtekoudeopslag, aanleg van parken en waterpartijen of aanpassing van rioleringssystemen vergen meer inspanning en tijd. Het planbureau adviseert om bij elke aanpassing en investering in de gebouwde omgeving (aanleg nieuwe woonwijken, herstructurering, renovatie, onderhoud) gelijk rekening te houden met de eisen die klimaatbestendigheid stelt. Hierdoor zullen de kosten minder zijn, dan als achteraf nog aanpassingen moeten worden aangebracht.

Helderheid over taken van rijk en andere overheden

Het kabinet Rutte legt in het nieuwe beleid, zoals vorige week is voorgesteld in de Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, de verantwoordelijk voor de inrichting van de ruimte grotendeels bij de lagere overheden, de gemeenten, provincies en waterschappen. Het planbureau benadrukt dat het Rijk duidelijk moet zijn in wat van deze overheden en ook van andere partijen (corporaties, projectontwikkelaars, ondernemers, burgers) wordt verwacht, als het gaat om het klimaatbestendig maken van Nederland. Ook pleit het planbureau voor een zekere mate van toezicht hierop.

‘Een Delta in beweging’ komt tegelijkertijd uit met het Deltaprogramma van Deltacommissaris Wim Kuijken en is bedoeld de politiek-bestuurlijke afweging met wetenschappelijke kennis te ondersteunen. Het rapport is het resultaat van een samenwerking tussen het PBL, Deltares, Kennis voor Klimaat en Klimaat voor Ruimte.

Auteurs

Willem Ligtvoet, Ron Franken, Nico Pieterse en Olav-Jan van Gerwen (redactie)

Kenmerken

Publicatietitel
Een delta in beweging. Bouwstenen voor een klimaatbestendige ontwikkeling van Nederland
Publicatiedatum
20 september 2011
Publicatie type
Publicatie
Publicatietaal
Nederlands
Productnummer
377