EU-doelen uitstoot luchtverontreiniging voor 2020 en 2030 binnen bereik, maar reductietempo neemt af
De uitstoot van alle luchtverontreinigende stoffen is gedaald in de periode 2005-2018 en zal verder dalen tot 2030. Naar verwachting worden nagenoeg alle EU emissiedoelen voor 2020 en 2030 gehaald. Voor ammoniak is het doelbereik voor 2030 nog onzeker; de geraamde emissie in 2030 ligt rond het doel voor dat jaar. Het tempo waarin de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen daalt, neemt wel aanzienlijk af in de ramingsperiode 2018-2030. Voor andere stoffen dan ammoniak komt dit vooral door een dalende meeropbrengst van technologische vervolgstappen voor emissiereductie. Dit concluderen het PBL, RIVM en TNO in de Emissieramingen luchtverontreinigende stoffen.
Rapport schetst de geraamde ontwikkeling in uitstoot tot 2030
Het rapport Emissieramingen luchtverontreinigende stoffen is een nevenpublicatie bij de Klimaat- en Energieverkenning 2020 (KEV) en geeft een overzicht van het verwachte bereik van de EU-emissiereductiedoelen. Het rapport maakt ramingen van de emissies van ammoniak, stikstofoxiden, fijn stof (PM2,5 en PM10), zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige stoffen. Voor de raming waren de emissiestatistiek voor historische jaren en het vastgestelde en voorgenomen beleid op 1 mei 2020 het uitgangspunt, dat wil zeggen: beleid dat voldoende concreet én officieel bekendgemaakt is, al dan niet parlementair goedgekeurd.
Voor luchtkwaliteit (gezondheid) en stikstofdepositie (natuurkwaliteit) bestaan andere doelstellingen die als gezondheidswinst en omgevingswaarde voor stikstofdepositie zijn geformuleerd en niet in termen van een emissievermindering. Het gaat hier om nationale doelen uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) en de Structurele aanpak stikstof. Het verwachte bereik van deze doelen valt buiten het bestek van de KEV.
Doelen binnen bereik, alleen doelbereik ammoniak in 2030 is nog onzeker
In de EU zijn voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen reductiedoelen afgesproken die gelden vanaf 2020 tot en met 2029 en vanaf 2030 en verder. De doelen die gelden vanaf 2020 worden voor alle stoffen voor de periode 2020- 2029 waarschijnlijk gehaald. De doelen vanaf 2030 zijn strenger. Het reductiedoel voor ammoniak voor 2030 is een daling van 21 procent ten opzichte van 2005, overeenkomend met een emissieplafond van 121 kiloton. De voor 2030 geraamde emissie van 120 kiloton (112-124) ligt daarmee rond het doel voor 2030. Het doelbereik voor 2030 voor ammoniak is daarmee nog onzeker; bij tegenvallende ontwikkelingen zou de uitstoot in 2030 boven het emissieplafond uit kunnen komen. Emissiedoelen voor 2030 voor overige stoffen worden naar verwachting gehaald.
Emissiereductie ammoniak tot 2030 gaat minder snel dan van stikstofoxiden
Stikstofneerslag op Nederlandse natuur wordt veroorzaakt door de uitstoot van zowel ammoniak als stikstofoxiden. Emissiereducties van beide stoffen dragen bij aan de oplossing van het stikstofprobleem in Nederland. Tussen 2005 en 2018 is de landelijke uitstoot van stikstofoxiden (vooral veroorzaakt door mobiliteit) procentueel bijna driemaal zo snel gedaald als die van ammoniak (vooral veroorzaakt door de landbouw, en dan met name de rundveehouderij). Dit verschil in tempo van emissiereductie blijft zichtbaar in de periode 2018 tot 2030. Hierbij tekenen we aan dat het voorgenomen stikstofbeleid, vooral bij de landbouw en de industrie, dat op 1 mei 2020 nog niet concreet genoeg was om door te rekenen, een versnelling in het tempo van emissiereductie van met name ammoniak tot gevolg kan hebben.
COVID-19 effecten op emissies treden vooral op bij mobiliteit en industrie
De COVID 19-pandemie maakt 2020 een bijzonder jaar in deze raming. Relevante emissie-effecten van COVID-19 zullen vooral optreden bij de mobiliteit en de industrie. Voor de sector mobiliteit hebben de lockdown maatregelen om het COVID-19 virus onder controle te krijgen, zoals meer thuiswerken, een direct effect gehad op de mobiliteit en daarmee op de emissies. Bij de industrie betreft het niet zozeer de overheidsmaatregelen, maar een afname van de vraag, die leidt tot een lagere industriële activiteit en lagere emissies. Bij de gebouwde omgeving en de landbouw zijn grote effecten van COVID-19 niet waargenomen en niet waarschijnlijk. De geraamde daling tussen 2018 en 2020 wordt, naast de COVID-19-effecten, ook verklaard door de jaarlijkse effecten van bestaand emissiebeleid.
Aan de hand van twee scenario’s over het verloop van de COVID-19 pandemie, de wintertemperatuur en de omvang van de elektriciteitsproductie brengt het rapport het mogelijke effect van COVID-19 op de emissies in 2020 in beeld. In beide scenario’s blijven de geraamde luchtemissies ruim onder de EU-emissieplafonds voor 2020. De COVID-19 pandemie vormt niet de verklaring voor het doelbereik in 2020; ook zonder de COVID-19 pandemie zouden de doelen in 2020 ruimschoots zijn gehaald.