Klimaateffecten in Nederland zijn beheersbaar
Klimaatverandering zet door, maar de ongunstige effecten daarvan in Nederland lijken beheersbaar. De meeste veranderingen doen zich geleidelijk voor, zodat burgers, bedrijven en overheden zich kunnen aanpassen. Bovendien is er inmiddels veel aandacht in het beleid voor de effecten van klimaatverandering, zoals overstromingsgevaar.
Het klimaat in Nederland verandert: de gemiddelde temperatuur is in de afgelopen eeuw gestegen. Er komen ook meer warme dagen voor, Nederland is natter geworden en er zijn meer heftige regen- en onweersbuien. Sommige effecten van klimaatverandering zijn gunstig, zoals een toename van de landbouwproductie en van het aantal mooie dagen voor recreatie. Andere zijn ongunstig, zoals de toename van wateroverlast, de afname van de kwaliteit van het oppervlaktewater en van biodiversiteit. De negatieve effecten van klimaatverandering hangen vaak samen met veranderingen in het optreden van extreme weerssituaties (droogte, noodweer, et cetera).
Volgens de huidige inzichten zal de klimaatverandering de komende eeuwen verder doorzetten. De mogelijke klimaatveranderingen tussen nu en 2100 kennen echter grote onzekerheidsmarges. Zo kan in Nederland aan het einde van deze eeuw de zeespiegel met 35 cm gestegen zijn, maar in het ongunstigste geval ook met 85 cm. De gemiddelde hoeveelheid neerslag per jaar kan met 5 procent afnemen, maar ook met 6 procent stijgen. Dit bemoeilijkt het inspelen op klimaateffecten.
Het PBL concludeert in haar onderzoek dat de effecten in Nederland in grote lijnen beheersbaar lijken. Deels komt dit doordat belangrijke veranderingen zich geleidelijk voltrekken, zodat er tijd is om Nederland er klaar voor te maken. Ook zijn er verschillende matigende factoren. Zo worden uitzonderlijke piekafvoeren gedempt tijdens de lange weg die de Rijn bovenstrooms door Duitsland aflegt.
Daarnaast is er inmiddels de nodige aandacht voor klimaatrisico’s binnen relevante beleidsterreinen. Zo probeert Nederland met het Deltaprogramma Nederland tijdig te anticiperen op de risico’s op overstroming of wateroverlast en op knelpunten bij zoetwaterbeschikbaarheid. Ook is er steeds meer aandacht voor om de stedelijke ontwikkeling klimaatbestendig te maken. En om mogelijke nieuwe, of opnieuw optredende ziekten en plagen binnen de volksgezondheid of de landbouw op te sporen, zijn er systemen van (wereldwijde) monitoring en actieplannen. Zowel mondiaal als ook specifiek Europees is er bovendien aandacht voor de gevolgen van verschuivende klimaatzones voor de verspreiding van infectieziekten.
Op rijksniveau is er de laatste jaren weinig aandacht voor klimaateffecten op de natuur. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het Natura 2000-netwerk bieden goede bouwstenen om de Nederlandse natuur meer klimaatbestendig te maken. Dit vergt wel een aanpassing van de huidige visie van het Rijk op de EHS, waarbij de focus wordt verlegd naar vergroten, verbinden en verbeteren van waardevolle natuurgebieden (moeras, duin & kust, bos en heide), zodat soorten kunnen meebewegen naar gunstigere klimaatzones. Daarnaast vraagt een klimaatbestendig natuurbeleid om een herziening van de natuurdoelen.
Het PBL rapport Effecten van klimaatverandering in Nederland 2012 is een actualisatie van het rapport Klimaateffecten in Nederland, dat een voorganger van het PBL (het Milieu- en Natuurplanbureau) in 2005 uitbracht. Deze actualisatie is opgesteld op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, met medewerking van het KNMI, RIVM, Deltares, de Wageningen Universiteit, het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht en het International Centre for Integrative Studies (ICIS) aan de Universiteit van Maastricht.
Tegelijkertijd met Effecten van klimaatverandering in Nederland 2012 verschijnt de PBL-studie Statistical Study of Weather-related disasters: past, present and future. Uit deze studie blijkt dat wereldwijd vooral economische en demografische factoren de schades door weergerelateerde rampen bepalen, veel meer dan klimaatverandering. Verder blijkt de schade door rampen zeer ongelijk verdeeld over de wereld: economische schades zijn het grootst in rijke landen (de OECD), het aantal getroffen mensen is het hoogst in de zogenaamde opkomende economieën (BRIICS-landen) en het aantal doden is het hoogst in arme landen.