‘Oudere ouderen’ gaan vooral het platteland problemen opleveren
Nederland staat aan de vooravond van een dubbele vergrijzing. Het aandeel 65-plussers in de Nederlandse bevolking neemt naar verwachting toe van 16% in 2012 tot 25% in 2040, en daarbinnen stijgt vooral het aantal ‘oudere ouderen’ sterk: 14% van de Nederlandse bevolking is 75-plusser in 2040. De huidige ‘jonge ouderen’ (65-75 jaar) zijn veel actiever en kapitaalkrachtiger dan eerdere generaties ouderen. Dat is goed nieuws voor bijvoorbeeld de vrijetijdssector. Slecht nieuws is er vooral voor de krimpregio’s op het platteland. Hier veroorzaakt vergrijzing het meeste pijn, zowel in de zorgsector als op de woningmarkt.
Dit concludeert het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) in zijn vandaag verschenen rapport Vergrijzing en Ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie.
Vergrijzing én ontgroening gaan harder op platteland dan in steden
Vergrijzing verscherpt de verschillen tussen stad en platteland. In absolute aantallen wonen de meeste ouderen in de steden, en dan vooral in de Randstad. Relatief gezien neemt het aandeel ouderen juist het meest toe op het platteland, in veel gemeenten tot meer dan 30% van de bevolking. Vooral krimpregio’s vergrijzen snel als gevolg van de gelijktijdige ontgroening: de jongeren trekken naar de steden.
Platteland krijgt moeite vacatures in de zorg te vervullen
Vergrijzing betekent ook dat een steeds kleiner aandeel van de Nederlandse bevolking behoort tot de potentiële beroepsbevolking, dat wil zeggen alle mensen van (nu) tussen 20 en 65 jaar. Nu staan tegenover één 65-plusser nog bijna 4 potentiële arbeidskrachten, in 2020 zijn dat er nog maar drie. In 2040 zijn er voor elke 65-plusser zelfs maar twee mensen tussen 20-65. Verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen biedt hiervoor onvoldoende compensatie.
Dit heeft niet alleen gevolgen voor het financiële draagvlak voor sociale voorzieningen, waar vanuit de economie steeds op wordt gewezen, maar ook voor de leefbaarheid van het platteland. De sterkst vergrijzende delen van Nederland zullen het meest te lijden hebben van de krimpende beroepsbevolking. Juist daar wordt het moeilijk om arbeidskrachten te vinden die de behoeften van ouderen aan zorg en andere voorzieningen kunnen vervullen.
Technologische oplossingen makkelijker bij hogere bevolkingsdichtheid
Op korte termijn biedt de groeiende groep vitale ouderen van 65-75 jaar mogelijk een veerkrachtig vangnet van horizontale mantelzorg. Jongere ouderen verlenen zorg aan oudere ouderen. Over tien, vijftien jaar, als de bevolking sterker is vergrijsd en veel ouderen 75 jaar of ouder zijn, brokkelt dit vermogen echter af.
In principe valt veel te winnen met investeringen in technologische oplossingen, zoals domotica, en organisatorische oplossingen, zoals ambulante diensten en zorgcoöperaties. Met deze oplossingen kunnen ouderen langer in hun dorp blijven wonen wanneer zij minder mobiel en meer zorgbehoevend worden. Paradoxaal genoeg komen technologische investeringen echter eerder van de grond in regio’s met een hogere bevolkingsdichtheid (en daarmee groter draagvlak) dan in plattelandsregio’s waar de urgentie groter is. In de krimpregio’s ontbreekt de bevolkingsdichtheid die nodig is voor nieuwe digitale en bezorgdiensten. Zo is voor zorg op afstand aansluiting op het glasvezelnet van belang. Aansluiting op het glasvezelnet vergt weer een rendabel aantal ruimtelijk geconcentreerde abonnees. De opgaven van vergrijzing en demografische krimp stapelen zich in deze regio’s.
Ouderen gaan leegstand in krimpregio’s veroorzaken…
Op de woningmarkt zijn ouderen duidelijk minder actief geworden. Mede door hun toegenomen eigenwoningbezit willen zij nauwelijks nog verhuizen. Over tien tot vijftien jaar komen er langzamerhand veel woningen van babyboomers vrij, vooral door overlijden. Zonder ingrijpen kan het dan toenemende woningaanbod leiden tot verdere waardedaling van woningen, grotere verhuurbaarheidsproblemen en een groeiende leegstand, met name in (toekomstige) krimpregio’s. Daar staat tegenover dat de woningmarkt in de Randstad baat kan hebben bij meer vrijkomende woningen van babyboomers: de doorstroming zal verbeteren.
… maar zorgen de komende jaren ook voor lichtere ochtendspits
De nieuwe generatie ouderen is gemiddeld welvarender, vitaler, actiever en mobieler dan eerdere generaties. Zij verplaatsen zich vaker, langer en verder. De nieuwe ouderen hebben bovendien bijna allemaal een auto en zullen deze tot op hoge leeftijd gebruiken. Mede hierdoor blijft de (auto)mobiliteit nog groeien, maar minder snel dan voorheen. Ouderen gebruiken de auto niet zozeer voor woon-werkverkeer maar voor (onregelmatiger) vrijetijdsverkeer. Dit draagt bij aan een gelijkmatigere spreiding van het autoverkeer over de dag en daarmee op termijn aan een geringere congestie. Vooral de ochtendspits wordt dan ontlast.
De nieuwe ouderen mogen dan mobieler zijn dan eerdere generaties ouderen, wel reizen zij minder kilometers per dag dan de groep jonger dan 65 jaar. Dit remt de groei van de (auto)mobiliteit. Na 2020 is dit effect zelfs sterker dan het stuwende effect van de bevolkingsgroei.