Start Jaar van de Ruimte: keynote Maarten Hajer
Maarten Hajer, directeur van het PBL, was na minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu de tweede keynote spreker bij de start van het Jaar van de Ruimte. Deze vond op 15 januari plaats in de Beurs van Berlage. Maarten Hajer eindigde met een oproep voor meer aandacht voor planologisch ontwerp dat nieuwe ontwikkelingen weer zinvol met elkaar in verband kan brengen vanuit een helder idee van het publieke belang. Zie ook de video.
'Van Wederopbouw naar Reconstructie'
Maarten Hajer startte in zijn presentatie ‘Van wederopbouw naar reconstructie’ bij de naoorlogse decennia met de woningnood als leidend thema. Deze decennia werden gekenmerkt door een duidelijke opgave - zorgen voor volkshuisvesting, infrastructuur, voedselvoorziening - en een heldere aanpak. Deze aanpak kenmerkte zich, aldus Hajer, door functionele scheiding; eenheid van ontwerp; scheiding stad en land; kennis voor beleid en een modern ‘discours’ en geleidelijke schaalvergroting. Altijd vanuit een samenhangend idee maar met functiescheiding tussen de verschillende disciplines en ministeries als basis en de wetenschap als leidraad.
Met de Vierde Nota (VINO) en de Vierde Nota Extra (VINEX) kwamen planologie en economie voor het eerst samen. Deze periode had een duidelijke opgave: economische ontwikkeling en aangepaste huisvesting. De Zuidas, het nieuwe Rotterdam Centraal station maar ook de binnen- en buitenstedelijke VINEX-wijken zijn producten van de ideeën uit die tijd, de jaren tachtig.
Herontwikkeling
Vervolgens gaat Hajer in op de actualiteit. De crisis heeft de rendementen op vastgoed aangetast en de grondexploitatie in problemen gebracht. Door onderliggende ontwikkelingen komt dat ook niet meer goed en zal verlies genomen moeten worden. Winkels blijven leeg door het webwinkelen, kantoren door uitstoot van personeel en het thuiswerken. We gaan van een krappe naar een ruime woningmarkt, het ‘doorschuiven’ stokt en grootschalige uitleglocaties: ‘das war einmal’, aldus Hajer. Hij betoogt dat we vooral moeten kijken naar de mogelijkheden tot herontwikkeling. Het probleem daarbij is echter dat de traditionele sectoren op drift zijn: Google gaat in energie, Apple en Philips doen gezondheidszorg, collectieve voorzieningen krijgen concurrentie, de financieringsbasis wankelt. Ontwikkelingen die in de jaren negentig al werden voorzien, maar nu werkelijkheid worden. Hajer beschrijft deze ontwikkelingen aan de hand van drie trends: 1. Informatisering die doordringt in sectorstructuur; 2. Internationalisering, die onder meer de belastinggrondslag uitholt en het onderscheid tussen binnen- en buitenlandse politiek redundant maakt, en tot slot 3. Individualisering, die de tendentieel publieke voorzieningen uitholt.
De opgave voor de toekomst: Agenda Stad
‘Is de toekomst wel aan de bestaande stad?’, vraagt Hajer zich af. ‘Is grootstedelijke dichtheid wel altijd goed voor groei? Is in succesvolle steden ook de ongelijkheid niet het grootst? Hoe verhouden dichtheid en leefbaarheid zich?’ De ‘economische stad’ vraagt volgens hem om het creëren van fysiek bereikbare banen en waardecreatie door innovatie. De ‘vitale stad’ vraagt om sociaal bereikbare banen en diversiteit als kracht voor innovatie. De ‘gezonde stad’ behoeft verbetering via leefstijl; leefomgevingskwaliteit en bereikbare zorg. En met betrekking tot energie ligt de stedelijke opgave in besparing (‘een nul-op-de-meter stad’) en duurzame opwekking van energie.
Hajer sluit af met de zin: ‘Deze duurzame en inclusieve ontwikkeling van de steden is een opgave voor de echte planologie die ‘nergens over gaat, maar toch invloed heeft’.