
Het Drieruimtenmodel
Ruimtelijke beleidsmakers staan voor de complexe taak om alle opgaven die op hen afkomen in hun regio of gemeente in samenhang te realiseren. Het goed meenemen van de context van het gebied en de stakeholders bij veranderingen is altijd een uitdaging. Hoe zorgen ze ervoor dat dit met kwaliteit gebeurt? Het door het PBL ontwikkelde Drieruimtenmodel kan beleidsmakers daarbij helpen.
Het Drieruimtenmodel laat verschillende aspecten van de ruimte zien, die van belang zijn bij de dialoog met belanghebbenden. Het gaat om drie kanten: die van het systeem, die van de leefwereld en de kant van het fysieke aspect. Het model maakt bewust van spanningen tussen deze drie, die onvermijdelijk naar voren komen bij het realiseren van ruimtelijke opgaven. Dit bewustzijn draagt bij aan het vinden van een richtinggevend ruimtelijk verhaal, als onderlegger voor ruimtelijk beleid.



Duurzame energie in de regio, een passend ontwerp begint bij de goede vraagstelling

Rekening houden met drie ruimten tegelijk
Bij elke ruimtelijke ingreep heb je eigenlijk te maken met drie verschillende soorten ruimte tegelijk. Allereerst de ruimte op papier, zoals opgetekend in de formele documenten van de planvorming (gedachte ruimte). Bijvoorbeeld het kadaster, het exploitatieplan of het bestemmingsplan. Daarnaast de fysieke eigenschappen van een concreet gebied, het stratenpatroon, het watersysteem, of het ecosysteem (fysieke ruimte). Tot slot de leefwereld van concrete en diverse gebruikers (de geleefde ruimte). Een bejaarde stelt immers heel andere eisen aan de ruimte en gebruikt deze anders dan een sportieve student of een werkende ouder van een groot gezin.
Elk van deze ruimten heeft zijn eigen dynamiek en dat maakt het complex. Nieuwe regels van de EU veranderen bijvoorbeeld de gedachte ruimte, klimaatverandering verandert het watersysteem in de fysieke ruimte, en thuiswerken verandert de geleefde ruimte.
De ruimten passen niet zomaar op elkaar. Het is aan ruimtelijke professionals om een ruimtelijke ingreep vorm te geven die de ruimtes beter laat aansluiten.
Een heldere visie op ruimtelijke kwaliteit betekent dat je rekening houdt met alle drie soorten ruimte. Maar ook dat je anticipeert op keuzes die gemaakt moeten worden. Want soms kan de spanning tussen gedachte, fysieke en geleefde ruimte worden opgelost, maar vaak ook niet. Een goed ruimtelijk verhaal maakt dan duidelijk welke ruimte je als uitgangspunt je hanteert voor je keuze, en wat daaruit volgt voor de andere ruimten.
Als de gedachte ruimte het uitgangspunt is voor het beleid gaat ruimtelijke kwaliteit om het vinden van de best mogelijke soorten landingsplekken voor vaststaande doelen, en moeten gevolgen voor concrete plekken en groepen gerepareerd of gecompenseerd worden. Bijvoorbeeld: wat is de beste plek voor windturbines en hoe kunnen we eventuele negatieve gevolgen voor omwonenden verzachten of compenseren? Als fysieke ruimte het uitgangspunt is, ligt kwaliteit juist in de interpretatie van de doelen in het licht van het eigen karakter van het gebied. Bijvoorbeeld: Hoeveel en welke soort duurzame energieopwekking past bij dit landschap? Als geleefde ruimte uitgangspunt is, moet de waardering en de zeggenschap van concrete gebruikers leidend zijn in keuzes. Bijvoorbeeld: welke soort duurzame energieopwekking zou burgers en bedrijven in dit gebied helpen?
De ruimtelijke onderbouwing van beleid blijft een complex verhaal omdat heel veel verschillende aspecten van de ruimte belangrijk zijn voor de planvorming. Bodem, water, netwerk, bestemmingen, uitsluitingscontouren, beschermde zones, eigendomsverhoudingen, doelgroepen, economische sectoren… het zijn allemaal lagen in het ruimtelijke verhaal. Een goede onderbouwing moet aangeven wat de gewenste samenhang tussen deze aspecten is. Het Drieruimtenmodel helpt complexiteit reduceren, zonder deze weg te poetsen. Het geeft een leidraad in het formuleren van visie op ruimtelijke kwaliteit die als een rode draad door het ruimtelijk beleid loopt: in de interpretatie van de opgave, in het soort analyses dat gedaan moet worden, in de inrichting van het planvormingsproces, en in de ruimtelijke keuzes die worden gemaakt.
Mogelijke toepassingen van het Drieruimtenmodel
Het Drieruimtenmodel kan helpen bij de dialoog en de planvorming in gebiedsprocessen. Het kan als een basis dienen voor workshops, stakeholdergesprekken, beleidsanalyses of voor het formuleren van beleid. Bijvoorbeeld:
In het gesprek over ruimtelijk beleid heb je te maken met gespreksdeelnemers die elkaar niet altijd begrijpen en waarderen. Het Drieruimtenmodel helpt je om kwaliteit van verschillende kanten te benaderen, de verschillen tussen kwaliteitsopvattingen te duiden, blinde vlekken te benoemen, en bewust te worden van je eigen voorkeuren.
Soms wordt ruimtelijk kwaliteitsbeleid gereduceerd tot een wensenlijstje dat is opgehaald bij alle betrokkenen, zonder veel samenhang. In de loop van het proces wordt beknibbeld op het ene na het andere punt van het lijstje. Het Drieruimtenmodel helpt je om te focussen op ruimtelijke kwaliteit als een bepaalde logica die richting geeft gedurende het hele proces.
Bij het opstellen van ruimtelijk beleid moet je rekening houden met heel ongelijksoortige issues: bijvoorbeeld bodem en water, mobiliteitsgedrag, energienetwerken, grondeigendom, Europees beleid, doelgroepen, gewoontes en tradities… Deze moeten allemaal een plek krijgen in een samenhangend verhaal. Het Drieruimtenmodel helpt je om na te denken over de volledigheid, maar ook om het gesprek te blijven voeren over spanningen en prioritering en te anticiperen op de gevolgen van keuzes.
