Naar aanleiding van IPCC WGII: Natuur in Nederland

Klimaatverandering zorgt voor verschuiving van de leefgebieden van plant- en diersoorten. Deze algemene notie van het IPCC geldt ook voor de Nederlandse natuur, hoewel het IPCC hier geen specifieke uitspraken over doet. Soorten waarvoor Nederland Europese verplichtingen heeft, zullen effect ondervinden van klimaatverandering. Van meer noordelijke soorten (of gebonden aan koudere habitats) die beschermd zijn onder EU richtlijnen zoals de heikikker wordt verwacht dat ze als gevolg van klimaatverandering in aantal achteruitgaan. Warmteminnende internationaal belangrijke soorten zoals de zandhagedis nemen juist toe. De Europese Unie zal over de hele linie met deze veranderingen geconfronteerd worden. Oplossingen zullen dus binnen de gehele Unie gevonden moeten worden. 

Klimaatverandering ondersteunt de keuze in het natuurbeleid om in te zetten op grote natuurgebieden. De veerkracht voor het opvangen van extreme weersomstandigheden door klimaatverandering, is groter in grote gebieden. Ook is in deze grote gebieden ruimte voor natuurlijke processen, zoals overstroming en verstuiving en is de druk vanuit de omgeving kleiner. Bovendien vinden soorten die een groot leefgebied nodig hebben, zoals roofvogels en grote zoogdieren in grote natuurgebieden voldoende ruimte.

De in laag-Nederland aan te leggen grote moerasgebieden kunnen een belangrijke rol spelen bij de bescherming van internationaal waardevolle soorten. Deze moerasgebieden en de landschappelijke versterking van het rivierengebied sluiten goed aan bij maatregelen die bij klimaatverandering voor de veiligheid zouden  moeten worden getroffen. In laag-Nederland is wateropvang nodig, die in de moerasgebieden kan plaatsvinden, terwijl de rivieren geschikt moeten zijn/worden gemaakt om grote hoeveelheden water veilig af te voeren. Woningbouw in deze gebieden is risicovol bij een warmer klimaat en ongewenst vanuit het oogpunt van natuurbehoud.

Meer informatie

Zie ook:

Terug naar de Hoofdboodschappen van IPCC WGII