PBL brengt opties tijdelijke woningbouw in kaart
Er is in Nederland genoeg ruimte voor het realiseren van tijdelijke woningen om de nijpende woningcrisis op te lossen. Of die ruimte ook gebruikt kan worden, is afhankelijk van afwegingen van de overheid. Onderzoek van het PBL, dat vandaag uitkomt, bracht het ruimtelijk afwegingskader voor tijdelijke woningbouw in kaart . ‘Het Rijk, provincies en gemeenten moeten met elkaar overleggen hoe de woningcrisis moet worden opgelost. Willen ze flink inzetten op tijdelijke woningen, dan moeten ze duidelijk formuleren onder welke voorwaarden daar ruimte voor komt’, stelt Jolien Groot, projectleider flexwonen van het PBL. ‘Ons onderzoek kan helpen bij het voeren van het gesprek hierover.’
Woningbouw stelt hoge eisen aan locaties en daarom is de huidige woningnood niet zomaar opgelost. Factoren die een rol spelen zijn de geschiktheid van een locatie om te bebouwen of te transformeren, of het in de buurt is van faciliteiten zoals openbaar vervoer en winkels, en natuurlijk of het niet wordt gebruikt voor iets anders dat we ook waardevol achten. Het duurt vaak jarenlang voor een woonwijk is gerealiseerd. Voor tijdelijke woningen – voor mensen die tot 5 jaar ergens wonen, zoals starters, internationale studenten, arbeidsmigranten – kan sneller worden gebouwd, en op andere plekken. Het gaat dan vaak om tijdelijk neergezette units voor maximaal 15 jaar, of het bewoonbaar maken van leegstaande bedrijfspanden.
In het onderzoek stelt het PBL dat locaties voor tijdelijke woningbouw op zijn minst beschikbaar én geschikt moeten zijn. Oftewel: een locatie moet bebouwd kunnen en mogen worden én een locatie dient te passen bij de mensen die er gaan wonen. Ov-bereikbaarheid kan bijvoorbeeld een belangrijke aanvullende eis zijn, als de beoogde bewoners meestal niet over een auto beschikken, zoals studenten.
Politieke vraag
De onderzoekers brachten met een geografisch informatiesysteem (GIS) grofweg in beeld in welke gebieden ruimte gevonden kan worden voor tijdelijke woningen. ‘Vaak laat het model ruimte zien in agrarisch gebied: de velden om de stad, de groene vergezichten. De politieke vraag die vervolgens voorligt is of we het acceptabel vinden om daar tijdelijk woningen te plaatsen, of dat we het liever in verdichting van de bebouwing zoeken zoals het college van Rijksadviseurs voorstelt’, aldus Groot.
‘Ons onderzoek bevestigt dat de vraag niet luidt: is er wel ruimte om te bouwen? Maar: onder welke voorwaarden willen we locaties vrijgeven voor flexwonen? Vanuit die vraag kun je zoeken naar een geschikte locatie, in plaats van andersom.’
Casus Noord-Holland
Het PBL-onderzoek nam Noord-Holland als casus-regio om te laten zien welke beleidsmatige keuzes in kaart kunnen worden gebracht, en wat de invloed is van het stellen van verschillende sets van voorwaarden. Het kaartbeeld dat daaruit voortkomt, moet lokaal worden afgewogen in combinatie met andere ruimteclaims voor bijvoorbeeld natuur, landschap en energie. Groot: ‘We hebben geen kaarten voor gemeenten gemaakt die laten zien waar ze kunnen gaan bouwen. Ons rapport dient echt als een startpunt voor discussie.’