Grote potentie voor warmtenetten blijft nog onderbenut
Met warmtenetten kan Nederland grote stappen zetten in de transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem. Het is alleen niet eenvoudig. De wil is er wel, maar de financiële risico’s zijn groot en goede coördinatie ontbreekt. De rijksoverheid zou veel belemmeringen en aarzelingen kunnen wegnemen, maar laat het initiatief over aan gemeenten en provincies. Dit beeld doemt op uit een nieuw rapport van het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving): ’Toekomstbeeld klimaatneutrale warmtenetten in Nederland’. Het rapport bevat voorstellen om deze patstelling te doorbreken.
Momenteel wordt in Nederland jaarlijks bijna 800 PJ energie gebruikt voor verwarming van gebouwen en voor productieprocessen tot 120 graden Celsius. Dat is 30% van het totale energiegebruik.
Door gebouwen verder te isoleren en door over te schakelen van gasverwarming naar warmtenetten en andere technieken kan de warmtevoorziening veel duurzamer worden en vermindert bovendien de afhankelijkheid van (Gronings) gas. Uit scenario’s voor de warmtevoorziening in 2050 blijkt dat warmtenetten circa 350 PJ van de netto warmtevraag zouden kunnen leveren. Dat is ongeveer 7 keer zoveel als nu.
Klimaatneutrale warmtenetten met geothermie en restwarmte
Om te zorgen dat warmtenetten daadwerkelijk klimaatneutraal worden, moeten ze uiteindelijk gevoed worden met warmte uit klimaatneutrale bronnen. Geothermie is hierbij de grootste belofte. Deze energiebron is ruim aanwezig op 3 tot 7 kilometer diepte en zou Nederland minder afhankelijk maken van buitenlandse bronnen. Dat maakt het aantrekkelijk de techniek voor winning van diepe geothermie verder te vervolmaken. Ook kan het technisch mogelijk en economisch aantrekkelijk gemaakt worden om meer industriële restwarmte te gaan gebruiken in warmtenetten.
Als de industrie de komende jaren overschakelt op klimaatneutrale energiebronnen, dan wordt hun restwarmte automatisch ook klimaatneutraal. Door aardgas te vervangen door 350 PJ klimaatneutrale warmte daalt de CO2-uitstoot met circa 20 Megaton ofwel 10% ten opzichte van 1990.
Nieuw type warmtenetten nodig
De huidige warmtenetten, met doorgaans 1 warmteproducent, zijn niet geschikt voor een toekomst waarin verschillende producenten warmte leveren aan verschillende typen afnemers. In fysieke zin zullen warmtenetten een groter gebied gaan bestrijken en warmte over grotere afstanden gaan transporteren. Daarnaast zijn nieuwe regelingen nodig om de levering van warmte af te stemmen op de behoefte en om de kosten van productie, transport en levering te verdelen over de afnemers.
Coördinatie is nodig om kosten te beperken
Verwarmen met warmtenetten wordt goedkoper als de warmtebehoefte per hectare toeneemt. Het is dus gunstig als in een woonwijk álle woningen op een warmtenet worden aangesloten. In dichtbebouwde gebieden is verwarmen met warmtenetten de goedkoopste klimaatneutrale techniek.
Zonder planning en coördinatie kiezen burgers en bedrijven hun eigen tempo en manier om hun verwarmingssysteem te verduurzamen maar dat kan de aantrekkelijkheid van warmtenetten ondergraven. Als bijvoorbeeld een aantal huiseigenaren in een woonwijk hun huis vergaand isoleren en overschakelen op een warmtepomp, dan kan dat betekenen dat een warmtenet in die wijk niet meer rendabel kan worden aangelegd en dat de hele wijk dus moet overschakelen op een duurder systeem.
Daarom is het van belang snel duidelijkheid te verschaffen over welke wijken op een warmtenet willen worden aangesloten. Het lijkt ook efficiënt om de huidige subsidieregeling ISDE voor warmtepompen, zonneboilers, pelletkachels en biomassaketels toe te spitsen op gebieden die niet geschikt zijn voor verwarming met warmtenetten.
Aanleg infrastructuur komt niet op gang
Sommige gemeenten blokkeren de aanleg van warmtetransportnetten omdat ze niet willen dat die de komende jaren gevoed worden met restwarmte van kolencentrales. Daarmee blokkeren ze ook de aanleg van infrastructuur die op termijn nodig is om klimaatneutrale restwarmte en geothermie te kunnen benutten. Investeren in nieuwe warmtenetten is riskant zolang onduidelijk is of en wanneer die netten volledig benut gaan worden. Door deze gebrekkige coördinatie boeken actieve partijen (gemeenten, warmteleveranciers, investeerders) nog weinig voortgang.
Het voorstel voor een Nationaal Programma Energietransitie, dat decentrale overheden medio maart lanceerden, is een poging de coördinatie te versterken. Daarin wordt het Rijk opgeroepen knelpunten in wet- en regelgeving weg te nemen.
Rijksoverheid kan risico’s terugbrengen
De Rijksoverheid zou de risico’s voor investeerders kunnen reduceren. Aanleggen van warmtenetten op rijkskosten is de eenvoudigste oplossing maar daarvoor ontbreekt momenteel politiek draagvlak.
De overheid kan echter ook op andere manieren de investeringsrisico’s verkleinen, bijvoorbeeld door harde afspraken te maken over de manier waarop fossiele restwarmte wordt vervangen door klimaatneutrale warmte, door de winning van geothermie te stimuleren, door te regelen dat snel duidelijk wordt welke wijken in de toekomst op een warmtenet worden aangesloten, door risicodragend kapitaal beschikbaar te stellen (bijvoorbeeld via de aangekondigde nationale financieringsinstelling Invest-NL) en door verwarmen met warmtenetten voor de eindgebruikers aantrekkelijker en goedkoper te maken dan verwarmen met aardgas.