Voorlopige raming KEV: 39 tot 50 % emissiereductie in 2030
De Nederlandse uitstoot van broeikasgassen ligt in 2030 naar verwachting 39 tot 50 % lager dan in peiljaar 1990. Dat blijkt uit de Voorlopige raming van broeikasgasemissies in 2030, die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor Prinsjesdag aan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft aangeleverd. De uitstoot daalt in deze prognose op basis van concreet uitgewerkt beleid iets meer dan de 38 tot 48 % emissiereductie waarop de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) in 2021 uitkwam. Het verschil met de nieuwe kabinetsstreefwaarde van 55 % emissiereductie in 2030 (het eerdere doel was 49 % reductie) bedraagt 12 tot 36 Mton CO2-equivalenten. De restopgave voor het richtdoel van 60 % emissiereductie in 2030 is 23 tot 48 Mton.
Vollediger beeld in november
In de berekeningen is alleen beleid meegenomen dat per 1 mei 2022 voldoende concreet was uitgewerkt in wetgeving (‘vastgesteld beleid’) of in officiële stukken (‘voorgenomen beleid’). De meeste plannen uit het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat van juni en de Europese klimaatvoorstellen Fit for 55 waren nog niet voldoende concreet om mee te kunnen rekenen. Op 1 november wordt in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV 2022) ook een inschatting gepubliceerd van de denkbare effecten van verschillende van deze minder concreet geformuleerde beleidsplannen (‘geagendeerd beleid’) die vóór het zomerreces van 8 juli openbaar gemaakt zijn. Deze beleidscategorie is sinds vorig jaar onderdeel van de KEV om een vollediger beeld te geven van het doelbereik in 2030. In de KEV worden alle ramingen in detail geduid.
Onzekerheden groter dan voorheen
De geraamde daling van de broeikasgasuitstoot wordt veroorzaakt door een combinatie van enerzijds hogere energie- en CO2-prijzen en anderzijds beleidseffecten, zoals meer windparken op de Noordzee. De onzekerheden rond de ramingen zijn in de nasleep van de coronapandemie en de turbulentie op de energiemarkten door de oorlog in Oekraïne iets groter dan voorheen. Daarnaast kunnen knelpunten in de infrastructuur, arbeidsmarkt, verlening van bouwvergunningen en grondstofprijzen de implementatie van klimaatbeleid bemoeilijken. Het PBL benadrukt dat om in 2030 een reductie van tegen de 50 % (de bovenkant van de geraamde bandbreedte van 39 tot 50 %) te realiseren alle onzekerheden - onder meer import of export van elektriciteit, economische groei, energieprijzen, weer, technologische ontwikkeling en beleidseffecten - gunstig moeten uitvallen. Dat lijkt een onwaarschijnlijk scenario.
Voorlopige raming voor concept-Klimaatnota op Prinsjesdag
Dit jaar presenteert de Minister voor Klimaat en Energie op Prinsjesdag een concept-Klimaatnota. Het ministerie heeft het PBL verzocht daarvoor enkele voorlopige ramingen van de broeikasgasemissie in 2030 ter beschikking te stellen. Zo kan de Minister plannen baseren op de meest recente cijfers.
Jaarlijkse KEV-cyclus geoptimaliseerd op beschikbaarheid statistieken
In de Klimaatwet is vastgelegd dat de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) jaarlijks rapporteert over de gevolgen van het gevoerde klimaatbeleid in het voorafgaande jaar. De jaarlijkse cyclus van de KEV is geoptimaliseerd op basis van de publicatiekalender van de belangrijkste statistische datasets. Om analyses te kunnen verrichten met de meest actuele en robuuste kerncijfers starten de modelberekeningen in mei. De modelresultaten worden tijdens de zomer geanalyseerd en geïnterpreteerd. Om dubbeltellingen te voorkomen kan pas daarna een inschatting van de effecten van minder concreet uitgewerkt (‘geagendeerd’) beleid gemaakt worden. In de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) worden op 1 november de volledige ramingen gepubliceerd. Tegelijk presenteert de Minister voor Klimaat en Energie dan de definitieve Klimaatnota.