Wetgeving gewasbescherming brengt doelen waterkwaliteit dichterbij - Arbeidsveiligheid moet beter
Dankzij wetgeving voor gewasbescherming is de waterkwaliteit vooruit gegaan, al zijn de beleidsdoelstellingen nog niet bereikt. De beleidsdoelen voor voedselveiligheid en economie zijn wel gehaald. De meeste zorg zit bij arbeidsveiligheid, met name in de tuinbouw. Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Evaluatie van de nota Duurzame Gewasbescherming die het PBL vandaag aanbiedt aan de staatssecretarissen Bleker (EL&I) en Atsma (IenM).
Milieu
Wetgeving voor emissiereductie en toelating van gewasbeschermingsmiddelen heeft gezorgd voor verbetering van de waterkwaliteit. Daarnaast hebben convenantpartners en maatschappelijke organisaties hier aan bijgedragen door samenwerking in kennisprojecten. In die projecten zijn oplossingen gevonden voor knelpunten die de regelgeving in de praktijk opleverde.Toch zijn de doelen niet helemaal gehaald. De wetgeving eist bijvoorbeeld dat boeren en tuinders gewasbeschermingsmiddelen zo toepassen, dat minder van deze middelen tijdens bespuitingen in het water waaien. Deze vervuiling is inderdaad minder geworden en de kwaliteit van het oppervlaktewater is daardoor verbeterd. Ook mogen telers een aantal van de meest schadelijke middelen niet meer gebruiken. Toch zaten er in 2010 op ongeveer de helft van de meetlocaties nog te veel gewasbeschermingsmiddelen in het water om het waterleven voldoende te beschermen. Het PBL concludeert dat de milieukwaliteit nog meer kan verbeteren door een striktere naleving van de voorschriften, een verbod op de meest schadelijke middelen en het stimuleren van toepassing van bovenwettelijke emissiearme technieken.
Arbeidsveiligheid
Uit het onderzoek komt naar voren dat telers en werknemers onvoldoende kennis hebben over veilig werken met chemische middelen. Een overheidsdoel is dat telers en hun werknemers de risico’s van het werken met gewasbeschermingsmiddelen kennen. Om deze risico’s voor zichzelf en hun werknemers te minimaliseren moeten telers een arbeidsveiligheidsplan (RI&E) opstellen. In 2010 had weliswaar tweederde van de agrarische bedrijven met werknemers een goedgekeurd arbeidsveiligheidsplan, maar ze gebruiken het in de praktijk niet of nauwelijks. Soms zijn er teelttechnische redenen waardoor mensen tuinbouwkassen eerder betreden na een bespuiting dan wettelijk is toegestaan; meestal is het echter vanwege onvoldoende kennis van de regels en de gevaren. De overheid zou producenten en leveranciers van gewasbeschermingsmiddelen nadrukkelijker verantwoordelijkheid kunnen geven voor kennisoverdracht aan telers over het veilig werken met hun middelen.
Economie en voedselveiligheid
De beleidsdoelen voor economie en voedselveiligheid zijn gehaald. De uitvoering van het gewasbeschermingbeleid heeft de concurrentiepositie van Nederlandse telers niet zodanig verslechterd dat het ten koste is gegaan van behoud van economisch perspectief – een randvoorwaarde in de nota. De resultaten op het gebied van voedselveiligheid zijn nog beter: in 2010 was er 70 procent minder overschrijdingen van de normen dan in 2003. Dit dankzij een combinatie van toelatingswetgeving en eisen van afnemers.
Handelingsperspectieven
Voor de langere termijn kan worden ingezet op investeren in minder milieubelastende middelen en in systeeminnovaties met inzet van niet-chemische methoden. Hierdoor zou de afhankelijkheid van chemische middelen afnemen en daarmee de kwetsbaarheid van het landbouwsysteem.