Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012
Deze raming is een actualisatie van de Referentieraming energie en emissies 2010-2020 uit 2010. Uit de actualisatie blijkt dat het aandeel hernieuwbare energie sterk oploopt van 4 procent in 2010 tot 7-10 procent in 2020 bij uitvoering van het huidige beleid. Ook indien het Lenteakkoord en plannen van het kabinet Rutte worden uitgevoerd, zal het Europese doel van 14 procent hernieuwbare energie in 2020 niet worden gehaald. De doelen voor broeikasgassen worden tot en met 2020 waarschijnlijk wel gehaald. Ook de uitstoot van de meeste luchtverontreinigende stoffen ligt in 2020 onder de Europese emissieplafonds. Voor het jaar 2030 wordt een doorkijk gegeven van de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen en het aandeel hernieuwbare energie.
Hernieuwbare energie: Nederland mist doelstelling 2020 ondanks sterke groei
Nederland heeft zich gecommitteerd aan het Europese doel van een aandeel van 14 procent hernieuwbare energie in 2020. Naar verwachting neemt bij uitvoering van het huidige beleid het aandeel hernieuwbare energie toe van ongeveer 4 procent in 2010 tot 8 procent in 2020. Rekening houdend met onzekerheden, zal het aandeel hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk uitkomen in een bandbreedte van 7 tot 10 procent. Indien het Lenteakkoord, waarin vijf politieke partijen overeenstemming hebben bereikt over de Rijksbegroting voor 2013, wordt uitgevoerd, neemt de inzet toe tot 9 procent, vanwege een iets grotere inzet van biogas, met een vergelijkbare bandbreedte. Het effect van het Lenteakkoord op het aandeel hernieuwbare energie is onzeker en hangt af van de precieze uitwerking van het daarin opgenomen Duurzaamheidspakket. In beide gevallen wordt het doel van 14 procent in 2020 niet gehaald. Als het voorgenomen beleid van het kabinet-Rutte wordt uitgevoerd, neemt het aandeel toe tot 11 procent, binnen een bandbreedte van 9 tot 12 procent. Ook dan wordt het Europese doel van 14procent niet gehaald.
Nederland kan waarschijnlijk voldoen aan de Kyoto-verplichting
Nederland zal zijn verplichtingen in het kader van het Kyoto Protocol voor de uitstoot van broeikasgassen waarschijnlijk kunnen nakomen. Nederland dient de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 met gemiddeld 6 procent te reduceren ten opzichte van 1990. De geraamde uitstoot van broeikasgassen in de deze periode zal weliswaar hoger zijn dan de beschikbaar gestelde emissieruimte, maar omdat Nederland is uitgegaan van de noodzaak tot aankoop van buitenlandse emissierechten, zal het naar verwachting over voldoende emissierechten beschikken.
De doelstellingen voor de uitstoot van broeikasgassen en de meeste luchtverontreinigende stoffen worden naar verwachting gehaald
Naast het Kyoto Protocol geldt er een Europees doel voor broeikasgassen die niet onder het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS) vallen. Volgens deze doelstelling dient Nederland de niet-ETS-uitstoot tussen 2005 en 2020 met 16 procent te verminderen. Die doelstelling wordt waarschijnlijk gehaald. Het daarvoor geldende emissieplafond is echter nog indicatief en wordt eind 2012 door de Europese Commissie vastgesteld. In de doorkijk tot 2030 wordt een verdere daling van de uitstoot voorzien. Die daling lijkt echter nog geen zicht te geven op de door het kabinet-Rutte voorwaardelijk ten doel gestelde reductie van 40 procent in 2030. Het kabinet-Rutte heeft voor 2030 een voorwaardelijke, Europese emissiereductie voorgesteld van 40 procent ten opzichte van 1990. De uitstoot van de meeste luchtverontreinigende stoffen ligt in 2020 waarschijnlijk eveneens onder de vanaf 2010 geldende Europese emissieplafonds. Alleen bij ammoniak is er vanwege de onzekerheidsbandbreedte onzekerheid of de uitstoot onder het plafond uitkomt. Voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen gelden er vanaf 2010 voor vier stoffen nationale plafonds vanwege de richtlijn voor de nationale emissieplafonds (NEC-richtlijn): stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3), zwaveldioxide (SO2) en niet-methaan-vluchtige organische stoffen (NMVOS).
De emissieplafonds voor de gebouwde omgeving, de land- en tuinbouw en de niet-CO2-broeikasgassen worden overschreden
De Rijksoverheid heeft voor het jaar 2020 voor de verkeer- en vervoersector, de industrie- en energiesector, de gebouwde omgeving, de land- en tuinbouwsector en de niet-CO2 broeikasgassen emissieplafonds vastgelegd voor de uitstoot van broeikasgassen die niet onder de Europese CO2-emissiehandel vallen. De middenwaardes voor de raming voor de gebouwde omgeving en de land- en tuinbouwsector zijn hoger dan de sectorale emissieplafonds. Daarnaast wordt ook het emissieplafond overschreden voor de niet-CO2-broeikasgassen (methaan, lachgas en fluorhoudende gassen) afkomstig uit overige sectoren (exclusief de landbouw). Het kabinet-Rutte heeft afgesproken dat voor zover deze hogere uitstoot wordt veroorzaakt door tegenvallende beleidseffecten, de verantwoordelijke bewindspersoon hier in beginsel compenserende maatregelen voor zal treffen.
Deze actualisatie is op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) uitgevoerd.
Meer informatie
Auteurs
Kenmerken
- Publicatietitel
- Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012
- Publicatiedatum
- 22 augustus 2012
- Publicatie type
- Publicatie
- Publicatietaal
- Nederlands
- Productnummer
- 706