Risico op onvoldoende mestverwerkingscapaciteit in Nederland na 2015
Er is een risico dat er in Nederland vanaf 2015 onvoldoende capaciteit aanwezig is voor de hoeveelheid mest die dan verplicht moet worden verwerkt. De behoefte aan capaciteit voor mestverwerking neemt vooral toe door de aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen. Deze aanscherping is een belangrijk onderdeel van het Vijfde Actieprogramma waarmee Nederland invulling geeft aan de Europese Nitraatrichtlijn. Ook de toename van mestproductie door groei van de veestapel bij het wegvallen van de productiebegrenzing vergroot de behoefte aan mestverwerkingscapaciteit, maar dit speelt een kleinere rol.
Zonder productiebegrenzing moet er naar schatting maximaal 6 miljoen kilogram meer fosfaat in varkens- en rundveemest verwerkt worden dan mét productiebegrenzing. Dat is ongeveer een derde van de verwachte totale verwerkingsopgave voor beide mestsoorten, aldus het vandaag verschenen rapport 'Ex ante evaluatie mestbeleid 2013'. Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) heeft deze analyse samen met Wageningen UR (Wageningen University and Research centre) opgesteld.
Vooral door aanscherping fosfaatgebruiksnormen meer mestverwerking nodig
De Tweede Kamer heeft op 1 oktober 2013 ingestemd met een wijziging van de Meststoffenwet. Deze wijziging betreft het invoeren van verplichte mestverwerking. Tegelijkertijd neemt de afzetruimte voor fosfaat op landbouwgrond af in Nederland als gevolg van het Nederlandse Vijfde Actieprogramma voor uitvoering van de Europese Nitraatrichtlijn. Aanscherping van de fosfaatgebruiksnormen betekent dat boeren minder mest (fosfaat) op landbouwgrond mogen afzetten, met als doel de kwaliteit van het oppervlaktewater te verhogen. Hierdoor ontstaat een mestoverschot. Als ook de Eerste Kamer met deze wetswijziging instemt, kan deze wet op 1 januari 2014 van kracht worden.
Daarnaast moet er besluitvorming plaatsvinden over het al dan niet voortzetten van een vorm van productiebegrenzing vanaf 2015. Dit in verband met het beëindigen van de Europese melkquotering en van het voornemen tot afschaffen van de Nederlandse productierechten voor varkens en pluimvee.
Ex ante evaluatie
Om de mogelijke gevolgen van deze veranderingen goed te kunnen inschatten, hebben de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken het PBL en Wageningen UR gevraagd een ‘ex ante’ evaluatie uit te voeren, dat wil zeggen een inschatting vooraf van de effecten van het voorgenomen beleid. Centraal staat de vraag of het agro-bedrijfsleven voldoende mestverwerkingscapaciteit kan realiseren voor het in 2015 en daarna te verwachten mestoverschot. Dit overschot is het verschil tussen de mestproductie en de (kleiner wordende) afzetruimte van mest op landbouwgrond, binnen de gebruiksregels van de Meststoffenwet.
De ex ante evaluatie beantwoordt ook de vraag of het agro-bedrijfsleven kan voldoen aan de overige aan de veehouderij gerelateerde milieudoelen.
Scenario 1: Opheffen begrenzing veestapel
De onderzoekers hebben twee scenario’s geanalyseerd. Eén scenario betreft de situatie waarin per 2015 de begrenzing van de veestapel voor alle veesoorten (rundvee, varkens en pluimvee) wordt opgeheven en alleen de verplichte mestverwerking wordt ingevoerd. Als dit gebeurt, dan schatten het PBL en Wageningen UR in dat het tekort aan mestverwerkingscapaciteit in 2020 ligt tussen 0 en maximaal 9 miljoen kilogram fosfaat. Deze bandbreedte is afhankelijk van twee zaken: de mogelijkheid tot afzet op landbouwgrond, en hoe snel de mestverwerkingscapaciteit kan worden vergroot tussen nu en 2020.
De emissie van ammoniak en van het broeikasgas methaan neemt in dit scenario beperkt toe, maar dit kan naar verwachting worden opgevangen door maatregelen van de veehouderijsector, bijvoorbeeld op gebied van veevoeding.
Scenario 2: Handhaven begrenzen veestapel
In het tweede scenario wordt dat de verplichte mestverwerking gecombineerd met het begrenzen van de omvang van de veestapel op het niveau van 2011. In dat geval ligt het tekort aan mestverwerkingscapaciteit tussen 2015 en 2020 tussen 0 en maximaal 3 miljoen kilogram fosfaat. Ook deze bandbreedte is uiteraard afhankelijk van de mogelijkheid tot afzet op landbouwgrond en hoe snel de mestverwerkingscapaciteit kan worden vergroot tussen nu en 2020.
Bedrijfsleven verwacht geen tekort mestverwerkingscapaciteit
In tegenstelling tot het PBL en de Wageningen UR verwacht het bedrijfsleven in de agroketen Veehouderij en Milieu geen tekort aan mestverwerkingscapaciteit na 2015. Dit blijkt uit het rapport ‘Koersvast richting 2020: voortvarend in verantwoordelijkheid’. Het bedrijfsleven schat de mestafzetruimte op landbouwgrond in Nederland veel hoger in dan de twee onderzoeksinstellingen. Bovendien verwacht het bedrijfsleven dat de capaciteit van de mestverwerking die na 2015 nodig is, dan al is gerealiseerd. Anders dan in de studie van het PBL en Wageningen UR gaan zij er vanuit dat de benodigde vergunningen en de financiering voor nieuwe initiatieven voor mestverwerking dan zijn geregeld.