Fusies corporaties leiden niet tot kostenbesparing
In de corporatiewereld komen veel fusies voor, vaak met als doel kostenbesparing. In de praktijk wordt deze kostenbesparing echter meestal niet gerealiseerd. Gefuseerde corporaties hebben gemiddeld genomen zelfs hogere bedrijfslasten dan niet-gefuseerde corporaties, zo blijkt uit de studie 'Schaalvergroting in de corporatiesector. Kosten besparen door te fuseren?' die het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) vandaag uitbrengt. Het PBL concludeert hierin ook dat niet de fusie de oorzaak is van deze hogere kosten: ook vóór de fusie hadden deze corporaties gemiddeld genomen al hogere lasten. De oorzaak voor hogere bedrijfslasten bij woningcorporaties moet dus gevonden worden in andere kenmerken, zoals mogelijkerwijs in de organisatiestructuur of bedrijfscultuur.
Zowel corporatiebestuurders als raden van toezicht zouden, aldus het PBL, met de nodige scepsis moeten kijken naar fusievoorstellen waarbij kostenbesparing als argument wordt aangevoerd. Tegelijkertijd concludeert het PBL dat de negatieve berichtgeving in de media en de politiek over de nadelen van fusies wel enige relativering verdient. In individuele gevallen kan een fusie wel degelijk voordelen opleveren. Het PBL ziet dan ook geen reden voor het op centraal niveau aan banden leggen van fusies.
Daar waar er in 1997 nog 764 corporaties waren, zijn dat er in 2010 nog maar 400: het aantal corporaties is in de afgelopen vijftien jaar dus bijna gehalveerd. De totale woningvoorraad in handen van corporaties is daarentegen in die periode min of meer gestabiliseerd. Dat weerspiegelt zich in een stijging van het gemiddeld aantal woongelegenheden per corporatie: van gemiddeld ruim 3000 in 1997 naar 6000 in 2010.