Verhouding huishoudens 20-39 jarigen en huishoudens 85-plussers onder druk
In het paper en de bijbehorende presentatie die het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) presenteerde op het ENHR (European Network for Housing Research) Congres 2013, lag de nadruk op de koppeling tussen het aantal huishoudens met 20-39 jarigen en huishoudens met 85-plussers. In alle regio’s zal deze ratio onder druk komen te staan. Dit betekent dat het aantal potentiele huurders en kopers per vrijkomende woning van huishoudens met 85-plussers afneemt.
Huishoudens met 20-39 jarigen zijn de meest mobiele groep op de woningmarkt en daarmee een potentiele klant voor huizen die ouderen achterlaten. Vandaag de dag tellen vooral sterk vergrijsde regio’s weinig huishoudens met 20-39 jarigen op ieder huishouden met 85-plussers. In de toekomst zal dit niet anders zijn.
In Zeeuws-Vlaanderen staan op dit moment tegenover ieder huishouden met een 85-plusser bijna zes huishoudens met 20-39 jarigen. In 2040 zullen dit er minder dan 3 zijn. Ook de grote steden zien de ratio tussen potentiele huurders en kopers versus ouderenhuishoudens die de woningmarkt gaan verlaten verslechteren. Zo telt Amsterdam vandaag de dag ruim 20 huishoudens met 20-39 jarigen op ieder huishouden met een 85-plusser. In 2040 zal deze verhouding 1: 12 zijn.
Maar vooral ‘new town’ Almere staat een aardverschuiving te wachten. Op dit moment staan tegenover ieder huishouden met een 85-plusser nog 24 huishoudens in de meest mobiele levensfase. In 2040 zijn dit er slechts zeven, ofwel een afname van ongeveer 73 procent. Daarmee wordt het steeds minder vanzelfsprekend dat er een nieuwe huurder of koper wordt gevonden voor de woningen die ouderen achter laten. Zeker omdat deze woningen veelal niet zullen voldoen aan de dan geldende kwaliteitseisen.