Vissersboot op zee met op de achtergrond windturbines

Waar gaat het eigenlijk over: de Klimaat- en Energieverkenning 2024

Elk jaar maakt het PBL samen met andere onderzoeksinstellingen de ‘Klimaat- en Energieverkenning’. Waarom doen we dat en wat staat er eigenlijk in?

Het gaat natuurlijk om klimaatverandering

Het is algemeen bekend: klimaatverandering heeft wereldwijd gevolgen. Door hogere temperaturen zijn er bijvoorbeeld meer gebieden met droogte en tekorten aan drinkwater, er zijn vaker extremere stormen en regenval, meer en ergere overstromingen, en de zeespiegel stijgt. De belangrijkste oorzaak van klimaatverandering zijn broeikasgassen, zoals CO2 en methaan. Broeikasgassen zijn er altijd al geweest, maar door de manier waarop wij mensen tegenwoordig leven, stoten we heel veel extra broeikasgassen uit. Denk aan het gebruik van auto’s, vliegtuigen, fabrieken, aan de voedselproductie, en de verwarming van huizen en andere gebouwen.

Om de gevolgen van klimaatverandering in toom te houden, hebben landen wereldwijd met elkaar afgesproken om de opwarming van de aarde te beperken door minder broeikasgassen uit te stoten. Nederland heeft als doel in 2030 55 procent minder uit te stoten dan in 1990. In 2050 mogen er netto geen broeikasgassen meer vrijkomen in de lucht (hoe dat werkt: zie tekstkader). Daarvoor moeten fossiele brandstoffen, zoals olie en gas, worden vervangen door CO2-vrije energie, zoals wind- en zonne-energie. De regering maakt daarom beleid dat burgers en bedrijven stimuleert om duurzamer te leven en te produceren.

Netto nul broeikasgassen in 2050

De mens zal door zijn activiteiten altijd nog wel wat broeikasgassen blijven uitstoten. Zo zullen er altijd broeikasgassen vrijkomen bij de productie van voedsel. Wel kan die uitstoot drastisch worden verminderd als er andere energiebronnen en productiemethoden worden gebruikt. Daarnaast zijn er manieren om CO2 uit de lucht te halen en op te vangen, bijvoorbeeld door meer bomen aan te planten die CO2 opnemen uit de lucht, of door CO2 onder de grond op te slaan. Met het uit de lucht halen van voldoende CO2 en met andere bronnen voor onze energie zou het mogelijk moeten zijn om in 2050 ‘netto nul’ broeikasgassen uit te stoten: de hoeveelheid CO2-uitstoot min de hoeveelheid CO2 die wordt opgeslagen = nul.

Ligt Nederland op koers?

Jaarlijks houdt het PBL bij hoe Nederland ervoor staat. In het rapport de Klimaat- en Energieverkenning bekijken we elk jaar welk effect het bestaande beleid en de nieuwe plannen van de regering hebben op de broeikasgasuitstoot. Daarbij onderzoeken we bijvoorbeeld ook welke ontwikkelingen in de samenleving, de economie en het energiegebruik van invloed zijn op de broeikasgasuitstoot. Een centrale vraag die we beantwoorden is: kan Nederland in 2030 het klimaatdoel halen om 55 procent minder broeikasgassen uit te stoten?

In 2023 leek, met het toen geldende beleid, het doel van 55 procent voor het eerst in zicht te komen. Daarvoor moest weliswaar alles meezitten, maar het was voor het eerst niet onmogelijk. De kans was wel erg klein: 15 procent. Dit jaar, in 2024, laten de berekeningen en ramingen van de Klimaat- en Energieverkenning zien dat die kans kleiner is geworden. De uitstoot kan in 2030 met de huidige ontwikkelingen en beleidsplannen worden teruggedrongen met 45 tot 52 procent. De kans dat het doel ook echt wordt gehaald is heel erg klein: minder dan 5 procent.

Alles en iedereen gebruikt energie

Het is niet makkelijk om minder broeikasgassen uit te stoten, want alles en iedereen heeft energie nodig. Die energie halen we nu nog vooral uit de fossiele brandstoffen olie, kolen en gas, waarbij veel CO2 vrijkomt. Er kleeft nog een ander nadeel aan de fossiele brandstoffen; de grootste hoeveelheid daarvan halen we uit het buitenland, bijvoorbeeld uit Nigeria, Rusland en Saoedi-Arabië, waardoor Nederland afhankelijk is van die andere landen. 
Om minder uit te stoten is het nodig dat burgers en bedrijven zo veel mogelijk overstappen op duurzame energie, zoals zonne- en windenergie, die we in eigen land opwekken. Dit maakt Nederland ook minder afhankelijk van andere landen.

Nederland gebruikt al steeds meer van deze hernieuwbare energie. Zo zijn er meer woningen en andere gebouwen met zonnepanelen, en wordt er ook meer gebruik gemaakt van aardwarmte, biobrandstoffen en windenergie. De regering gaf daar de afgelopen jaren ook subsidies voor, zoals de ISDE-subsidie die mensen konden aanvragen om een warmtepomp aan te schaffen. Ook zijn er in Nederland steeds meer elektrische auto’s. Om mensen over te halen hun benzineauto weg te doen en een elektrische auto aan te schaffen, hoefden eigenaren van elektrische auto’s minder motorrijtuigenbelasting te betalen. 

Naast het verduurzamen van de energievoorziening, zorgt ook energiebesparing voor minder CO2-uitstoot. In Europa zijn daarom doelen gesteld voor een maximale hoeveelheid energie die elk land mag gebruiken. Nederland probeert het energiegebruik terug te dringen, door bijvoorbeeld te stimuleren dat woningeigenaren hun huizen beter gaan isoleren, en door meer elektrische auto’s te laten rijden omdat die de benodigde energie efficiënter gebruiken.

De maatregelen en subsidies van de afgelopen jaren blijven echter niet allemaal bestaan. De nieuwe regeringsplannen van 2024 draaien een aantal van dit soort maatregelen terug, waardoor de komende jaren bijvoorbeeld het aantal zonnepanelen en warmtepompen waarschijnlijk minder sterk toeneemt. Daardoor wordt in de toekomst de broeikasgasuitstoot minder snel teruggedrongen. 

CO2 is niet het enige broeikasgas

CO2 is niet het enige broeikasgas. De temperatuur op aarde stijgt onder andere ook door de uitstoot van methaan. Nederland heeft daarom in 2021 samen met een groot aantal andere landen als doel gesteld dat de methaanuitstoot in 2030 met 30 procent is gedaald ten opzichte van 2020. Van de methaanuitstoot in Nederland is ongeveer driekwart afkomstig van de veehouderij. Methaan komt vooral uit de maag van koeien bij de vertering van gras. Ook uit de mest van koeien en varkens komt onder andere methaan. Hoe minder vee, hoe minder uitstoot. In Nederland wordt vanwege het stikstofprobleem al langer geprobeerd om de veestapel in te krimpen. Boeren kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van verschillende regelingen om hun bedrijf te stoppen, 

Verder zijn er Europese mestregels, waarop Nederland een uitzondering had waardoor boeren meer dierlijke mest op hun land mochten gebruiken. Deze uitzondering is echter vervallen, waardoor de hoeveelheid mest die gebruikt mag worden vanaf 2025 kleiner wordt. De verwachting is dat boeren hierdoor minder koeien gaan houden. Door de kleinere veestapel zal de methaanuitstoot tussen 2020 en 2030 met circa 18 procent dalen. Maar dit is dus te weinig om in 2030 het doel van 30 procent minder uitstoot te halen. De kans dat in 2030 het doel wordt gehaald is dan minder dan 5 procent. De huidige regering hoopt daarnaast dat Nederland een nieuwe uitzonderingspositie kan krijgen voor de Europese mestregels. In dat geval neemt de veestapel, en dus ook de methaanuitstoot, minder snel af en wordt de kans dat het doel wordt gehaald nog kleiner. 

Koeienstal

Niet alleen beleid is van invloed op de broeikasgasuitstoot

Hoe burgers en bedrijven reageren op de regelingen en subsidies van het beleid, is niet precies te voorspellen. Daardoor is ook het effect op het energiegebruik en de broeikasgasuitstoot niet exact te voorspellen. Behalve beleid zijn ook andere dingen van invloed op het gedrag van mensen en op de uitstoot. Is het bijvoorbeeld een koude winter, dan staat in bijna alle huizen de verwarming hoger en langer aan, waardoor er meer CO2 wordt uitgestoten. Als de energieprijzen hoog zijn, zullen veel mensen juist proberen zuiniger aan te doen, en eerder een extra trui aantrekken voordat ze de verwarming omhoog doen. 

In ons onderzoek houden we rekening met al dit soort ontwikkelingen en onzekerheden op het gebied van menselijk gedrag, de economie, de bevolkingsontwikkeling, de brandstof- en CO₂-prijzen, technologie, en het weer.

Hoe erg is het dat het doel voor 2030 niet wordt gehaald?

Hoe meer broeikasgassen er worden uitgestoten, hoe warmer het op aarde zal worden, en hoe groter de gevolgen voor de leefbaarheid op deze planeet. Vandaar dat er wereldwijd afspraken zijn gemaakt om de uitstoot te beperken. Europa en ook Nederland hebben toegezegd hieraan bij te dragen door hun uitstoot in 2030 met 55 procent te verminderen ten opzichte van 1990. De kans dat Nederland zijn doel van 55 procent minder broeikasgassen haalt in 2030 blijkt nu heel erg klein. Om het 2030-doel wel te kunnen halen zijn op korte termijn extra maatregelen nodig die direct effect hebben. 
Volgens deze Klimaat- en Energieverkenning is het waarschijnlijk dat met het huidige beleid het doel vijf jaar later gehaald wordt dan de bedoeling was: in 2035. Daardoor heeft Nederland minder tijd over om voor elkaar te krijgen dat we in 2050 ‘netto nul’ broeikasgassen uitstoten. Er in Nederland dus al wel veel in gang gezet om de broeikasgassen terug te dringen, maar het gaat niet snel genoeg. Deze ontwikkeling zien we ook terug bij veel andere landen op de wereld. Wereldwijd gaat het daardoor nog niet goed met het tegengaan van klimaatverandering.