Flexwonen – onderzoek naar de mogelijkheden en belemmeringen van flexibel wonen

Er is een groot tekort aan woningen in ons land. Eén van de oplossingen om snel woonplekken te creëren, is de inzet van flexwoningen. Vaak zijn het in de fabriek gemaakte woningen die een beperkte tijd blijven staan, waardoor ze op plekken kunnen komen waar (nog) geen permanente woningbouw kan of mag. Welke kansen levert deze woonvorm op, en wat zijn de nadelen?

Flexwonen is niet altijd de effectiefste oplossing.

Hulp voor spoedzoekers 

Het huidige woningtekort is voor veel mensen vervelend en vooral voor spoedzoekers. Dat kunnen mensen zijn die pas gescheiden zijn, een instelling verlaten, maar ook studenten en statushouders. Ze kunnen niet makkelijker elders terecht, maar hebben wel snel een huis nodig. Sinds 2019 stimuleert de Rijksoverheid daarom actief de bouw van flexwoningen. Het PBL deed meerdere onderzoeken naar deze woonvorm. Dit is een samenvatting van deze onderzoeken.

Wat zijn flexwoningen?

’Flex’ staat voor flexibel: het zijn woonplekken met een tijdelijke intentie. De woningen zijn vaak in de fabriek gemaakt en kunnen snel in elkaar worden gezet. Ook leegstaande kantoorpanden of andere bedrijfsruimtes kunnen worden omgevormd tot tijdelijke woonplekken. Meestal zijn het kleine woningen, zodat ze betaalbaar zijn voor een- of tweepersoonshuishoudens. 

Zijn flexwoningen een passende oplossing?

Vaak zijn de vergunning- en bezwaarprocedures voor tijdelijke woningen eenvoudiger dan bij permanente woningbouw. Daardoor kunnen flexwoningen het woningtekort in theorie snel en goedkoop verlichten. Maar het is niet altijd de beste oplossing. 

De meeste mensen hebben langer een huis nodig dan enkel tijdelijk. Ook moeten riolering en wegen weer worden opgeruimd wanneer de woningen verdwijnen. Wanneer de huizen op weliswaar snel beschikbare maar wellicht minder prettige en geschikte plekken komen te staan, is het minder fijn wonen. En als er kwetsbare mensen komen wonen, is in de extra begeleiding die ze nodig hebben niet altijd voorzien. Veel van dit soort praktische problemen met flexwonen kunnen ondervangen worden. Dat vergt goed doordacht beleid. 

Een belangrijke vraag die beleidsmakers onder druk van het woningtekort dreigen te missen is ‘waarom flex?’ Soms ligt een andere oplossing meer voor de hand. Als op de beoogde locatie geen permanente huizen kunnen komen door bijvoorbeeld geluidshinder is het misschien ook niet handig er flexwoningen neer te zetten. En als er infrastructuur moet worden aangelegd, is het misschien handiger om direct permanent te bouwen.

External video URL

Woonoppervlakte en locatie zijn belangrijk

Een groot deel van de flexwoningen is minder dan 30 of zelfs 20 vierkante meter. Dat leidt tot veel verloop, want veel mensen willen liever niet zo klein wonen. Liever hebben ze extra ruimte en dat vraagt al snel om het dubbele woonoppervlak. 

Ook de plek waar een huis staat is belangrijk voor de waardering ervan. Dat blijkt uit de evaluatie van de eerdere golf aan kleine woningen, in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw. De zogeheten HAT-woningen (Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens) in de steden, dicht bij de voorzieningen, waren het meest succesvol. 

Flexwoonprojecten komen vaak op plekken die snel beschikbaar zijn: op braakliggend terrein bijvoorbeeld, of in leegstaand vastgoed op een weinig aantrekkelijke plek. Bewoners van flexwoningen zijn doorgaans minder tevreden dan mensen die groter wonen in permanente huizen.

Flexwoonprojecten zijn in het PBL-onderzoek verdeeld in drie categorieën: nieuw opgeleverde flexwoningen, transformatie van bestaande gebouwen naar flex en tot slot tijdelijke woningen waarvan de einddatum nog niet is vastgesteld (zogeheten semi-flex).

Flex is niet altijd de makkelijkste oplossing

Het lijkt makkelijk om snel flexwoningen neer te zetten, maar dat is het lang niet altijd: 

  • Het kost tijd om nieuwe huizen aan te sluiten op riolering, elektriciteit en internet
  • Er is beperkt capaciteit bij gemeenten en woningcorporaties om alles te regelen
  • De businesscase is niet makkelijk rendabel te krijgen 
  • Het beheer van een flexcomplex vergt aandacht, zeker als er veel wordt verhuisd of als er kwetsbare groepen wonen.
  • Sommige flexwoonprojecten hebben een slecht imago, waardoor nieuwe projecten kunnen leiden tot protesten van buurtbewoners.

Flex kan werken

Tijdelijke woningen lossen het huidige woningtekort niet op, maar kunnen woningzoekenden wel voor even uit de brand helpen. Specifieke hulpvragen kunnen ermee worden opgelost. Ook levert de ontwikkeling van flexwoningen nieuwe innovaties op, de kwaliteit ervan wordt beter. En er komt steeds meer aandacht voor het plaatsen van flexwoningen en financiële ondersteuning van de overheid. 

Tijdelijke woningen kunnen een stukje van de woningnood verlichten 

Waar kun je tijdelijk bouwen?

Als enkel naar de beschikbaarheid van locaties wordt gekeken, dan zijn er heel veel plekken waar flexwoningen kunnen komen. Het PBL heeft een ruimtelijk afwegingskader geschetst om te overwegen of beschikbare plekken ook geschikt zijn, afhankelijk van de doelgroep die er komt wonen. Hebben de beoogde bewoners bijvoorbeeld een auto, of zijn het studenten die makkelijk met het OV moeten kunnen? Per beschikbare plek moet dat vervolgens nader worden bekeken. ‘Ons onderzoek bevestigt dat de vraag niet luidt: is er wel ruimte om te bouwen? Maar: onder welke voorwaarden willen we locaties inzetten voor wonen? Vanuit die vraag kun je zoeken naar een geschikte locatie die een prettige woonomgeving kan vormen, ook al is die maar tijdelijk’, stelt woononderzoeker Jolien Groot.

Hoe zijn de onderzoeken gedaan?

Het PBL heeft het flexwonen onderzocht op verschillende manieren. De onderzoekers hebben met behulp van geografische informatie naar mogelijke locaties voor flexwoningen gekeken; analyseerden beleidsstukken (Tweede Kamerbrieven, woon-, omgevingsvisies, prestatieafspraken); hielden interviews met betrokkenen zoals corporaties en gemeenten; en analyseerden data afkomstig uit de enquêtes van WoonOnderzoek Nederland (WoON) en de sociaal-statistische bestanden van het CBS. Voor die laatste stap is er een inventarisatie en categorisering gedaan van flexwoonprojecten (zie kaart) en zijn deze woningen vergeleken met andere kleine woningen in Nederland.