Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020. Analyses met het Optiedocument energie en emissies 2010/2020
Er bestaan voldoende technische mogelijkheden om de binnenlandse uitstoot van broeikasgassen in 2020 te verminderen tot 15% onder het niveau van 1990. Energiebesparing, kernenergie en CO2-opslag zijn de belangrijkste maatregelen en zijn relatief niet duur. Het beperken van de uitstoot met 15% en het halen van aangescherpte eisen van de NEC-stoffen kosten 1,4 miljard euro per jaar. Zonder kernenergie en CO2-opslag zijn de kosten € 2,9 miljard per jaar hoger. De grootste emissiereducties zijn mogelijk in de energiesector en de industrie. Dit concluderen het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) in het analyserapport van het Optiedocument energie en emissies 2010 / 2020. De uitkomsten zijn niet getoetst op duurzaamheid en beleidsinstrumentatie.
Indicatieve doelen: stabilisatie, 6% of 15% emissiereductie in 2020
De analyses zijn uitgevoerd tegen de achtergrond van een geactualiseerde versie van het Global Economy (GE) scenario uit de Referentieramingen energie en emissies 2005-2020, waarbij de recente ontwikkelingen van het beleid voor duurzame energie zijn meegenomen. Voor de emissie van broeikasgassen in 2020 zijn drie indicatieve doelstellingen doorgerekend, te weten 220, 200 en 180 Mton CO2-equivalent.
Het niveau van 220 Mton komt overeen met een stabilisatie van broekasgasemissies tussen 2010 en 2020. De indicatieve doelen van 200 en 180 Mton komen overeen met een daling van 6%, respectievelijk 15% van de emissie van broeikasgassen ten opzichte van het basisjaar (1990/1995) van het Kyoto-protocol.
De uitkomsten van deze analyse hangen nadrukkelijk samen met het gehanteerde Global Economy-scenario, dat met een relatief hoge economische groei en een hoge bevolkingsgroei resulteert in een hoog energiegebruik en hoge emissies. De gepresenteerde optiepakketten zijn zo samengesteld dat ze (op basis van de technische potentiëlen) op de goedkoopste manier voldoen aan de indicatieve doelstellingen (maximalisatie kosteneffectiviteit vanuit nationale optiek). Andere overwegingen, zoals instrumenteerbaarheid, draagvlak en duurzaamheidsaspecten spelen geen rol bij het samenstellen van deze optiepakketten. Voorbeelden van de duurzaamheidsaspecten - waarmee de optiepakketten dus geen rekening houden - zijn bijvoorbeeld hinder door windturbines, mogelijke vermindering van biodiversiteit bij import van biomassa, de verdere uitputting van fossiele energievoorraden bij CO2-opslag en de langdurige opslag van radioactief afval en het risico van ongevallen bij kerncentrales.
Voldoende technisch potentieel voor 15% emissiereductie in 2020
Er is een maximaal technisch reductiepotentieel van circa 90 Mton CO2-eq in 2020. Daarmee kunnen de broeikasgasemissies in 2020 worden gereduceerd tot 160 Mton CO2-eq. Dit betekent dat er ook ten opzichte van het meest ambitieuze indicatieve doelniveau van 180 Mton (-15%) nog enige ruimte is.
Kosten voor emissiereductie kunnen meevallen
De optiepakketten zijn zo samengesteld dat ze tegen de laagst mogelijke nationale kosten de indicatieve emissiedoelen bereiken. In de totale kosten spelen opties met 'negatieve kosten' (netto baten dus, door onder meer uitgespaarde energiekosten) een belangrijke rol. Voor het indicatieve emissiedoel van 220 Mton CO2-eq zijn de totale kosten van het optiepakket per saldo zelfs licht negatief, voor 200 Mton CO2-eq lopen de totale kosten op naar circa € 300 mln per jaar, en voor het doel van 180 Mton naar € 1,4 mld per jaar.
Deze kosten zijn inclusief het halen van aangescherpte doelen voor luchtvervuilende emissies (NEC-stoffen en fijn stof). Indien deze randvoorwaarde niet wordt meegenomen, hoeven er geen maatregelen speciaal voor de NEC-doelen genomen te worden en vallen de kosten per jaar circa € 0,4 tot maximaal € 0,6 mld lager uit.
Energiebesparing, kernenergie en CO2-opslag spelen een belangrijke rol
Uit de optiepakketten voor emissiereductie blijkt dat energiebesparing, kernenergie en CO2-opslag belangrijke maatregelen zijn, met een groot potentieel bij relatief lage kosten. Pas bij scherpere emissiereductiedoelstellingen worden duurdere energiebesparingsmaatregelen en hernieuwbare energie opgenomen in de optiepakketten.
Er bestaat een maximaal technisch energiebesparingspotentieel dat overeenkomt met gemiddeld 2,1% energiebesparing per jaar tussen 2010 en 2020. Indien ook opties worden meegerekend die buiten de definitie van besparing vallen volgens het Protocol Monitoring Energiebesparing, maar wel tot een verminderd energiegebruik leiden (besparing in ruime zin), is een energiebesparingstempo van 2,3% per jaar technisch haalbaar.
Energiebesparing is een belangrijk onderdeel van de optiepakketten die zijn samengesteld om tegen de laagst mogelijke nationale kosten tot een emissiereductie te komen. Deze besparingsmaatregelen verhogen het besparingstempo tot boven het niveau van 1% per jaar uit de Referentieramingen, naar gemiddeld 1,4 à 1,6% per jaar tussen 2010 en 2020 voor de verschillende indicatieve doelen. Voor de 'besparing in ruime zin' is dit percentage iets hoger: 1,5 à 1,7% per jaar.
Realiseerbaarheid van de optiepakketten is niet onderzocht
Door beperkingen vanwege uitvoerbaarheid, draagvlak en tempo van implementatie is het 'realistisch potentieel' voor emissiereductie en energiebesparing waarschijnlijk kleiner dan het 'technisch potentieel'. Er is in deze studie geen analyse uitgevoerd naar de beleidsmogelijkheden (instrumenten) om de technische potentiëlen te realiseren. Duidelijk is echter dat voor het implementeren van een volledig optiepakket, gericht op het bereiken van een emissieniveau van 180 Mton, substantiële barrières moeten worden weggenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de weerstanden tegen kernenergie, grootschalige implementatie van offshore wind en maatregelen op het gebied van verkeer. Het bereiken van de laagste emissieniveaus betekent daarom een aanzienlijke beleidsopgave.
Energierapport 2005 en PvdA Actieplan Energiebesparing halen ca. 1,4% per jaar
De maatregelen uit het Energierapport 2005 en het PvdA Actieplan energiebesparing zijn beoordeeld. Als rekening wordt gehouden met een actuele inschatting van de realiseerbaarheid van de maatregelen uit deze beide plannen, dan wordt in geen van beide plannen een tempo van 1,5% besparing per jaar bereikt. Verdere uitwerking van de instrumentatie kan in principe tot een hoger besparingstempo leiden.
Hogere olieprijs leidt niet tot meer potentieel, wel tot lagere kosten
Om de invloed van een structureel hogere olieprijs te bepalen is gerekend met een olieprijs van gemiddeld 40 US$ per vat vanaf 2015, conform de olieprijzen in de Maatschappelijke kosten-batenanalyse over wind op zee. Het (technisch) potentieel voor emissiereductie in 2020 neemt bij een hogere olieprijs niet toe; de kosten van optiepakketten vallen wel lager uit. De netto kosten van energiebesparing, hernieuwbare energie en kernenergie nemen af, doordat het verminderen van het verbruik van olie en gas bij de hogere prijzen meer kosten uitspaart. Ook voor energiebesparing geldt dat bij een hogere olieprijs het potentieel voor 2020 slechts weinig afwijkt; er wordt al iets meer besparing in het achtergrondscenario gerealiseerd waardoor het resterende potentieel kleiner is.
Op verzoek van de Ministeries van VROM en EZ hebben het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) het Optiedocument Energie en Emissies 2010/2020 opgesteld. Met behulp van deze gegevensbasis is in dit rapport verkend wat tot 2020 de mogelijkheden zijn voor binnenlandse broeikasgasemissiereductie en energiebesparing.
Auteurs
Kenmerken
- Publicatietitel
- Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020. Analyses met het Optiedocument energie en emissies 2010/2020
- Publicatiedatum
- 14 februari 2006
- Publicatie type
- Publicatie
- Publicatietaal
- Nederlands
- Productnummer
- 91668