Betaalbaarheid energierekening vereist domeinoverstijgende aanpak
De betaalbaarheid van de energierekening speelt de laatste jaren een steeds grotere rol in de maatschappelijke discussie. Tot nu toe hadden we alleen nog inzicht in de gevolgen van maatregelen voor de gemiddelde energierekening. Juist nu naar verwachting de energietransitie verder zal worden ingezet, is het van groot belang om domeinoverstijgend en specifieker te kunnen kijken naar de gevolgen voor betaalbaarheid van de energierekening per inkomensgroep.
In de studie Betaalbaarheid energierekening in breder perspectief laat het PBL zien dat de betaalbaarheid van de energierekening niet alleen wordt bepaald door het inkomen van huishoudens. Ook woonlasten en overige kosten spelen een essentiële rol in het betaalbaarheidsvraagstuk.
In de ons omringende landen is al veel meer onderzoek gedaan naar de betaalbaarheid van de energierekening voor bijvoorbeeld lagere inkomensgroepen. In Nederland komt dat pas recent op gang, wellicht omdat de betaalbaarheid van energie hier (in elk geval tot recent) minder een probleem leek dan in andere Europese landen. In de Nationale Energieverkenning werd tot nu toe alleen gemeten met de energierekening voor een gemiddeld huishouden.
Dit terwijl de betaalbaarheid en het verdelingsvraagstuk van de energietransitie voor beleidsmakers en politiek Den Haag zorgvuldige afwegingen vereist en inmiddels duidelijk op de Haagse agenda staat. Kun je bijvoorbeeld van lagere inkomensgroepen of juist van vermogende ouderen verwachten dat ze investeren in zonnepanelen, een warmtepomp en dubbele beglazing om hun huis energiezuiniger te maken? Drukt een prijsprikkel niet onevenredig hard op bepaalde groepen?
Meten met twee maten
Daarom hebben we bestaande data en methoden op een vernieuwende manier bij elkaar gebracht. Allereerst heeft het PBL in samenwerking met het CBS een methode ontwikkeld om op basis van registratiedata van het CBS het energieverbruik van inkomensgroepen in de tijd te gaan volgen. Dit hebben we nu voor twee jaar gedaan, maar deze methode kunnen we voortaan elk jaar toepassen op nieuwe data.
Daarnaast hebben we met andere data twee indicatoren naast elkaar gelegd om iets te kunnen zeggen over de betaalbaarheid van de energierekening voor individuele huishoudens: de energiequote en het betaalrisico. De energiequote geeft het aandeel van de energierekening binnen het besteedbaar inkomen van het huishouden. Dit geeft aan hoe zwaar de energierekening drukt op het beschikbaar budget, maar zegt niet of een huishouden genoeg geld overhoudt voor het minimaal noodzakelijke levensonderhoud. Het betaalrisico voor wonen en energie gezamenlijk doet dat wel.
Door met twee maten te meten geven we meer inzicht in de plek van de energierekening in het financiële plaatje van huishoudens dan bij het gebruik van maar één indicator.
Een voorbeeld om te laten zien dat de hoogte van alleen de energierekening nog niets zegt over de betaalbaarheid voor een huishouden. Als je met een gezin met opgroeiende kinderen in een energiezuinig maar wel duur huis zit, kun je met een bescheiden energierekening aan het eind van de maand nog steeds in de knel zitten. En een alleenstaande vrouw die al 40 jaar in hetzelfde slecht geïsoleerd huis woont, heeft misschien een relatief hoge energierekening en energiequote – maar als het huis is afbetaald of de huur relatief laag is, zijn die lasten wel te dragen.
Door de energiequote en het betaalrisico te combineren en ‘met twee maten te meten’, geven we meer inzicht in de plek van de energierekening in het financiële plaatje van huishoudens dan bij het gebruik van maar één indicator.
Dit geeft meer grip op de verschillende groepen die geraakt kunnen worden als gevolg van de energietransitie en ondersteunt hiermee het maken van zorgvuldige afwegingen door het domeinoverstijgend in te zetten beleid.