Groot- of kleinschalige verstedelijking?
Aan de hand van morfologische verschillen tussen nieuwbouwwijken in Nederland, Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen onderzoekt de studie 'Grootschalige of kleinschalige verstedelijking?' de rol van instituties in het ontwikkelingsproces van woonwijken op uitleglocaties. Hoewel kleinschalig ontwikkelen nu al mogelijk is, is de optelsom van regels, routines en rolopvattingen in Nederland relatief weinig op kleinschaligheid ingesteld.
Nu woningbouw via integrale, grootschalige gebiedsontwikkeling voorlopig in de meeste gemeenten bijzonder moeilijk te realiseren zal zijn, is men in beleid, maar ook in de praktijk op ontwikkelingslocaties, op zoek naar alternatieve modellen van woonwijkontwikkeling. Dat vraagt een heel andere rol van de overheid en de overige spelers. Deze nieuwe rol is niet makkelijk gevonden. In de loop van decennia zijn immers instituties opgebouwd, die grootschalige gebiedsontwikkeling als aanpak vanzelfsprekend maakten.
De belangrijke rol die instituties spelen wordt duidelijk zichtbaar als je de grens oversteekt. In vergelijkbare sociaaleconomische en landschappelijke condities zien woonwijken er heel anders uit. Niet alleen qua bouwstijl, maar ook qua opzet. Deze verschillen gaan terug op de verschillende manieren waarop het proces van ontwikkeling van woonwijken is georganiseerd. De studie Grootschalige of kleinschalige verstedelijking? analyseert aan de hand van verschillen in morfologie van nieuwbouwwijken op uitleglocaties uit de periode 1995-2010 de rol van instituties in het ontwikkelingsproces.
De vergelijking houdt ons een spiegel voor. De studie gaat in op een viertal punten zoals die zijn geïnstitutionaliseerd in de praktijk van de Nederlandse woonwijkontwikkeling. Kleinschalige en particuliere investeerders en grondeigenaren zijn relatief weinig betrokken als ontwikkelende partij. De gemeente is risicodragend betrokken in het ontwikkelingsproces. Er wordt gekozen voor een projectmatige aanpak, in plaats van ontwikkeling via een doorgaand proces met een open eind. En de Nederlandse wooncultuur maakt dat de bewoner andere verwachtingen heeft van zijn wooncarrière en zijn woning, verwachtingen waar regelgeving en financiële dienstverlening op zijn toegesneden.