Terugblik What Works School 2024 - Regionale verschillen in transities: kansen en risico’s

Op 10 oktober 2024 kwamen ongeveer 80 mensen die zich bezighouden met strategische vraagstukken op het gebied van regionaal-economische ontwikkeling, samen in Utrecht om in gesprek te gaan over de kansen en risico’s die de grote transities bieden voor verschillende regio’s in Nederland.

Er zijn grote ambities geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld energietransitie, transitie richting circulaire economie, verduurzaming van de industrie, het herstellen van kwaliteit van natuur, en het bouwen van bijna een miljoen woningen tot 2030. Dat biedt zowel nieuwe mogelijkheden voor regio’s alsook nieuwe uitdagingen; en deze mogelijkheden en uitdagingen zullen ook voor verschillende regio’s anders zijn. 

In het eerste blok in de ochtend presenteerde Olga Ivanova (PBL) over lopend onderzoek naar de kwetsbaarheid van regionale economieën in Europa voor de consequenties van de transitie naar klimaatneutraliteit en de implementatie van de Europese Green Deal. Ze bekeek dit in een aantal verschillende scenario’s voor de ontwikkeling van de wereldeconomie. In zijn korte reflectie op deze presentatie, bracht André Hekma (Arcadis) in dat de opvattingen over wat duurzaam en klimaatneutraal is binnen Europa nog altijd uiteen lopen. Daarna hield Emil Evenhuis (PBL) een presentatie over de eerste bevindingen van een onderzoek naar hoe via het ontstaan van regionale ecosystemen, van onderop gewerkt wordt aan de transitie naar een circulaire economie in diverse regio’s. Wouter Marchand (Planbureau Fryslân) gaf in zijn reactie aan dat we vooral ook moeten kijken naar wat daadwerkelijk werkt binnen deze ecosystemen om de transitie naar een circulaire economie dichterbij te brengen, om zo betere afwegingen te kunnen maken.

Ondersteuning van regio's die het moeilijk hebben.

Na de lunch gaf professor Martin Henning van de Universiteit van Göteborg zijn keynote. Hij besprak de kansen en risico’s voor regio’s in Zweden vanwege de duurzaamheidstransities, aan de hand van drie cases van grootschalige nieuwe investeringen: de batterijfabriek Nordvolt in Noord-Zweden, de Hybrit-fabriek tevens in Noord-Zweden om staal te maken zonder gebruik van fossiele grondstoffen, en de nieuwe Volvofabriek voor het fabriceren van batterijen voor elektrische vrachtwagens in Mariestad in de buurt van Göteborg. Deze voorbeelden roepen belangrijke vragen op voor regionale ontwikkelingsbeleid, zoals wie betaalt de rekening van investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur en voorzieningen bij snelle en risicovolle expansie vanwege dergelijke initiatieven? Gaat de afhankelijkheid van één activiteit bij dit soort grootschalige initiatieven geen problemen geven in de toekomst? Moeten we niet meer letten op de tekorten op de arbeidsmarkten in deze regio’s voor essentiële beroepen als basisschoolleraar of huisarts, in plaats van alleen het tekort aan technisch personeel? Sjoerd van Dommelen (Ministerie van EZ) zag belangrijke parallellen met de Nederlandse situatie, bijvoorbeeld de plannen voor waterstoffabrieken in Groningen. En hij gaf aan dat er daarnaast regio’s zijn die geconfronteerd gaan worden met de consequenties van desinvesteringen en sluitingen vanwege de duurzaamheidstransities, wat weer andere vraagstukken zal geven.

Is Noord Zweden klaar voor de invasie van werknemers?

In het derde blok aan het eind van de middag stonden Kristian Bakker (PBL), Mark Thissen (PBL) en Jan Pieter Barendse (Ministerie van Buitenlandse Zaken) stil bij hoe verschillende sectoren en regio’s in Nederland verbonden zijn met andere delen van de wereld via internationale handelsketens. Als er meer overstomingen en droogtes optreden in het buitenland als gevolg van klimaatverandering, dan kan dat daar tot productieverlies leiden, wat ook zal doorwerken in de Nederlandse economie. Voorlopige resultaten van PBL-onderzoek laten zien dat de risico’s nu nog beperkt zijn, maar wel toenemen door toenemende concentratie van de productie van sommige goederen bij een beperkt aantal bedrijven op de wereldmarkt. Deglobalisering zou dergelijke afhankelijkheden reduceren, in lijn met de ambitie voor ‘strategische autonomie’. Maar dat zou voor regio’s die nu sterk geïntegreerd zijn met de wereldeconomie (Noord-Brabant, Zuid- en Noord-Holland) slecht uitpakken, en tevens voor Nederland als geheel. Echter bepaalde regio’s (met name Gelderland en Overijssel) kunnen er relatief op vooruitgaan. In de laatste presentatie ging Anet Weterings in op hoe de energietransitie verschillend kan uitpakken voor verschillende regionale arbeidsmarkten in Nederland. Daarbij wierp ze de vraag op wat een ‘just transition’ zou kunnen betekenen in dat opzicht. Jesse Kremer (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) reageerde hierop door te beamen dat inderdaad nog niet gespecificeerd is wat een ‘just transition’ is, en dat het belangrijk is hierover na te denken aangezien het gebrek aan duidelijkheid leidt tot meer weerstand tegen de transitie. Wel voerde hij aan dat de uitgangssituatie in de meeste regio’s relatief gunstig is.

In elk van de blokken was er veel gelegenheid voor het inbrengen van vragen en suggesties, waar door het aanwezige publiek enthousiast gebruik van werd gemaakt. Jeroen de Leijer maakte weer een aantal treffende tekeningen die steeds een ander perspectief op de inhoud gaven. Enkele van die tekeningen zijn opgenomen in dit verslag.

Economische onafhankelijkheid: "Er is een overstroming in Japan!" "Oh nee! Dat is rampzalig voor onze economie!"
Downloads en links

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Brede welvaart

Materiële welvaart en ook zaken als gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid.

Meer over brede welvaart