De internationale concurrentiekracht van Nederlandse regio’s in kaart gebracht
Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) heeft op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu de internationale concurrentiekracht in kaart gebracht van de topsectoren in de Nederlandse provincies en van 10 buitenlandse regio’s die grenzen aan Nederland. Met de informatie uit deze studie kunnen regio’s een strategie formuleren om hun internationale concurrentiekracht te verbeteren.
De Nederlandse overheid werkt aan ‘een excellent vestigingsklimaat’ dat de (internationale) concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven moet ondersteunen. Maar hoe ziet het vestigingsklimaat in de Nederlandse regio’s en de regio’s vlak over onze landsgrens er uit? En is het op dit moment voldoende op orde om de internationale concurrentie aan te kunnen?
In deze studie vergelijkt het PBL per sector en per regio de kenmerken van het vestigingsklimaat met die van de belangrijkste concurrerende Europese regio’s. Het gaat daarbij om de concurrentie bij het exporteren van producten en diensten en bij het aantrekken van buitenlandse investeringen.
In totaal worden telkens 29 vestigingsplaatsfactoren vergeleken, waaronder: bevolkingsomvang en -dichtheid, concentratie van (gerelateerde) sectoren, netwerkoriëntatie van bedrijven, bereikbaarheid (over de weg, door de lucht en via havens), kennisinfrastructuur (publiek en privaat), en arbeidsmarkt- en human capital factoren.
Voor de regio’s is het PBL uitgegaan van de Europese NUTS-2 regio’s (256 in totaal). In Nederland zijn dit de provincies. De NUTS-indeling is een standaard van de EU en is door Eurostat opgesteld. De NUTS2-regio’s beslaan in het algemeen een of enkele centrale steden met hun ommeland, zodat deze regio’s vaak overeenkomen met agglomeraties of metropolitane gebieden. De keuze voor deze indeling komt voort uit de wens zo veel mogelijk regionale differentiatie mee te kunnen nemen op het niveau van regio’s en aan te sluiten bij de internationale literatuur over regio’s.